mercredi 15 septembre

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

BONJOUR et BIENVENUE!

Bonjour

et 

bienvenue!!

Doelen van vandaag

- Je hebt voca 2 geleerd

- Je hebt leçon 2 afgemaakt en nagekeken

- Je maakt kennis met de futur (simple)

- Je oefent met leesvaardigheid met leçon 3

Le futur 

Pendant les vacances d'hiver je passerai une semaine à Paris. 

Tijdens de herfstvakantie zal ik een week in Parijs doorbrengen.

• le futur geeft aan wat er verder in de toekomst gaat gebeuren
• maanden tot jaren

Le futur

Het maken van de futur is niet heel moeilijk :) 

• hele werkwoord + uitgang

je passerai 

tu passeras

il passera

elle passera

on passera

nous passerons

vous passerez

ils passeront, elles passeront

ik zal doorbrengen

jij zult doorbrengen

hij zal doorbrengen

zij zal doorbrengen

men zal doorbrengen/wij zullen doorbrengen

wij zullen doorbrengen

jullie zullen doorbrengen, u zult doorbrengen

zij zullen doorbrengen

Le futur

Maar er is wel een uitzondering.

• wanneer het werkwoord op een -e eindigt, vervalt die -e
  
  
• Bijvoorbeeld:
  prendre (nemen)             je prendrai, tu prendras, il prendra,                                                         etc.

Le futur

Wat doe je met de onregelmatige ww?

• dat leer je pas bij chapitre 2

Wat is de futur proche?

1. Tegenwoordige tijd
2. Nabije toekomst
3. Verleden tijd
4. Voltooid tegenwoordige tijd

Wat is de futur?

1. De tegenwoordige tijd
2. de toekomende tijd
3. De verleden tijd

futur

1. stam+e,es,e,ons,ez,ent
2. stam nous-vorm + ais,ais,ait,ions,iez,aient
3. hele ww+ ai,as,a,ons,ez,ont
4. avoir/être + volt.dw stam+e,u,i

Futur proche = je vais partir
Futur simple = je partirai

1. Goed
2. Fout

futur simple

futur proche

présent

je regarderai à

ik zal kijken naar

je vais regarder à

ik ga kijken naar

je regarde à

ik kijk naar

uitgang futur simple

Je

Tu

il

nous

Vous

ils

ons

a

as

ez

ai

ont

je ________ (danser -futur)

1. danse
2. danserai
3. dansais
4. ai dansé

il ________ (regarder -futur)

1. regardait
2. regardera
3. va regarder
4. regarda

nous ________ (choisir -futur)

1. choisirons
2. choisissions
3. choisirez
4. choisissons

elles ________ (attendre -futur)

1. attendreont
2. attendent
3. attendrent
4. attendront

vertaal: jij zult proeven

vertaal: jullie zullen meenemen

vertaal: ik zal uitstappen

ik begrijp de futur (simple)

😒🙁😐🙂😃

Maintenant:

- huiswerk online nakijken

-oefenen futur met grammaticatrainer leçon 4

-maken leçon 3 WB opd 26 tot met 30, 32 en 35

- 

Les devoirs pour vendredi 17:

* herhalen voca 2

* doornemen futur (simple)

* oefenen nog een keer met onregelmatige ww 1 tot met 7