In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
onregelmatige werkwoorden haben - sein
Duits
Voltooid deelwoord
Slide 1 - Tekstslide
lesdoel
aan het einde van de les:
- Weet je het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden.
- weet je hoe je een voltooid deelwoord maakt.
- kun je zinnen maken met het voltooid deelwoord.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?
Slide 3 - Tekstslide
Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank als ze van tijd veranderen.
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooid deelwoord
lopen
liep
gelopen
laufen
lief
gelaufen
Slide 4 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden
Bij zwakke werkwoorden blijft de klank in een andere tijd hetzelfde.
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooid deelwoord
wonen
woonde
gewoond
wohnen
wohnte
gewohnt
Slide 5 - Tekstslide
voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord is een werkwoord in combinatie met een vorm van 'haben' of 'sein'.
Zwakke werkwoorden: ge + stam + t
Sterke werkwoorden: ge + stam + en !! onvoorspelbare klankwissel !!
zwak werkwoord
wohnen
gewohnt
sterk werkwoord
schwimmen
geschwommen
Slide 6 - Tekstslide
Let op!
wanneer de stam van het (zwakke) werkwoord eindigt op een d of t dan volgt er een extra -e. Wanneer het woord niet uit te spreken is bij stam+t volgt er ook een extra -e. (regnen)
ge+ stam+ et
De stam maak je door -en van het hele werkwoord af te halen.
hele werkwoord
stam
voltooid deelwoord
regnen
regn
geregnet
melden
meld
gemeldet
Slide 7 - Tekstslide
uitzondering
Wanneer een werkwoord eindigt op -ieren schrijf je alleen een t achter de stam om een voltooid deelwoord te maken.
begint het werkwoord met be-, ver-, ge- dan schrijf je ook alleen een t achter de stam van het werkwoord
trainen
trainieren
trainiert
fotograferen
fotografieren
fotografiert
verdienen
verdienen
verdient
Slide 8 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord gaat altijd samen met een vorm van het werkwoord haben of sein.
haben
hebben
sein
zijn
ik
ich
habe
ich
bin
jij
du
hast
du
bist
hij/zij/het
er/sie/es
hat
er/sie/es
ist
wij
wir
haben
wir
sind
jullie
ihr
habt
ihr
seid
zij / U
sie/Sie
haben
sie/Sie
sind
Slide 9 - Tekstslide
Maak bij de volgende zinnen een voltooid deelwoord. Het gaat hier alleen om zwakke werkwoorden!
Slide 10 - Tekstslide
Hast du den ganzen Sonntag Minecraft ... (spielen)?
Slide 11 - Open vraag
Was habt ... ihr im Urlaub (machen)?
Slide 12 - Open vraag
Das Flugzeug ist ... (landen).
Slide 13 - Open vraag
Wir haben ... im Unterricht (rechnen).
Slide 14 - Open vraag
lesdoel behaald?
jij weet nu:
- wat het verschil is tussen zwakke en sterke werkwoorden.
- hoe je een voltooid deelwoord maakt.
- hoe je zinnen kunt maken met het voltooid deelwoord.
Slide 15 - Tekstslide
opdracht
Je krijgt een werkblad met oefenzinnen waar jij het voltooid deelwoord in moet vullen.