Chapter 2_Part E_P1_2324
1 / 10
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
What do you
remember?
remember?
Slide 2 - Woordweb
Wat gebeurd er met: ''Am, Is, Are''
als je het in een vraagzin zet?
Voorbeeld: You are singing.
als je het in een vraagzin zet?
Voorbeeld: You are singing.
A
Vraagwoord wordt toegevoegd:
Why you are singing?
B
Vraagteken wordt toegevoegd:
You are singing?
C
Am, is, are komen vooraan te staan:
Are you singing?
D
Do/Does wordt toegevoegd:
Do you are singing?
Slide 3 - Quizvraag
Wat gebeurd er met: ''can''
als je het in een vraagzin zet?
Voorbeeld: She can sing.
als je het in een vraagzin zet?
Voorbeeld: She can sing.
A
can komt vooraan de zin te staan:
Can she sing?
B
am, is of are wordt toegevoegd:
Is she can sing?
C
Vraagteken wordt toegevoegd:
She can sing?
D
Do/does wordt tegevoegd:
Does she can sing?
Slide 4 - Quizvraag
Wat gebeurd er bij alle andere werkwoorden als je een vraagzin maakt? Voorbeeld: She sings.
A
Werkwoord komt naar voren:
Sings she?
B
Can wordt toegevoegd:
Can she sing?
C
Do/does wordt toegevoegd:
Does she sings?
D
Do/does wordt toegevoegd:
Does she sing?
Slide 5 - Quizvraag
Maak een er een vraagzin van:
''I am shopping.''
''I am shopping.''
Slide 6 - Open vraag
Maak er een vraagzin van:
''She is smiling.''
''She is smiling.''
Slide 7 - Open vraag
Maak er een vraagzin van:
''We can come tonight.''
''We can come tonight.''
Slide 8 - Open vraag
Maak er een vraagzin van:
''He runs fast.''
''He runs fast.''
Slide 9 - Open vraag
Maak er een vraagzin van:
''They have got no money.''
''They have got no money.''
