2. Vaste tekststructuren

Welkom en lesplanning
- Lezen
- Terugblik
- Lesdoel
- Instructie
- Huiswerk
- Terugblik
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom en lesplanning
- Lezen
- Terugblik
- Lesdoel
- Instructie
- Huiswerk
- Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Wat is ook alweer een tekststructuur?

Slide 2 - Open vraag

Signaalwoorden gebruik je om...
A
een signaal te geven.
B
structuur in de tekst aan te brengen.
C
om structuur en verbanden in de tekst aan te brengen.

Slide 3 - Quizvraag

Je kunt een tekstverband herkennen aan een signaalwoord. Bijvoorbeeld: maar = tegenstellend tekstverband
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Omdat er een pandemie uitbrak, deed ik minder aan mijn huiswerk.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
uitleggend verband

Slide 5 - Quizvraag

Marijke is gek op dieren, dus wil ze later dierenarts worden.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
uitleggend verband
D
tijdsvolgorde verband

Slide 6 - Quizvraag

Welk tekstverband geeft
'Om...te...' aan?
A
samenvattend
B
voorwaardelijk
C
middel/doel
D
oorzaak/gevolg

Slide 7 - Quizvraag

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: VOORWAARDELIJK
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 8 - Quizvraag

Welk tekstverband herken je? 'Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden.'
A
Middel/doel verband
B
Oorzaak/gevolg verband
C
Samenvattend verband
D
Voorwaardelijk verband

Slide 9 - Quizvraag

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
Middel/doel
B
Samenvattend
C
Oorzaak/gevolg
D
Voorwaardelijk

Slide 10 - Quizvraag

Tekststructuren
Lesdoel:
Je kunt/weet zeven vaste tekststructuren in teksten herkennen. 


Slide 11 - Tekstslide

Tekststructuren
- argumentatiestructuur
- aspectenstructuur
- voor- en nadelenstructuur
- verklaringsstructuur
- probleem-oplossingsstructuur
- verleden-heden(-toekomst)structuur
- vraag-antwoordstructuur

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de ontwikkeling van de telefoon tot smartphone?
A
aspectenstructuur
B
Verleden-heden(-toekomst)structuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
argumentatiestructuur

Slide 13 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toenemende vergrijzing in Nederland en de druk op de ouderenzorg?
A
Verleden-heden(-toekomst)structuur
B
voor- en nadelenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 14 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over wie de beste kandidaat zou kunnen zijn voor de presidentsverkiezingen van de VS?
A
vraag- antwoordstructuur
B
aspectenstructuur
C
verklaringsstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 15 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over België?
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
aspectenstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 16 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het verplicht stellen van de fietshelm?
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
aspectenstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 17 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toename van het aantal verkeersongelukken?
A
voor- en nadelenstructuur
B
argumentatiestructuur
C
aspectenstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 18 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het wonderbaarlijke herstel van de economie?
A
verklaringsstructuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
aspectenstructuur
D
argumentatiestructuur

Slide 19 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over het al dan niet invoeren van een extra belasting op vlees?
A
verleden-heden(-toekomst)structuur
B
probleem-oplossingsstructuur
C
aspectenstructuur
D
voor- en nadelenstructuur

Slide 20 - Quizvraag

Meer uitleg? 
Bekijk de volgende video! 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video