hoofdletters leestekens

Een punt, vraagteken of uitroepteken gebruik je aan het eind van de zin.

De man liep op straat.
Mag ik het zout van je?
Hou eens op met dat geschreeuw!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een punt, vraagteken of uitroepteken gebruik je aan het eind van de zin.

De man liep op straat.
Mag ik het zout van je?
Hou eens op met dat geschreeuw!

Slide 1 - Tekstslide

Een komma gebruik je:
  • tussen twee persoonsvormen
  • tussen delen van een opsomming
  • na een naam of uitroep aan het begin van een zin
  • voor voegwoorden zoals: nadat, omdat, terwijl, toen, want.

Slide 2 - Tekstslide

Een dubbele punt en aanhalingstekens gebruik je:
bij een citaat:

Piet vroeg: 'Mag ik jouw fiets lenen?' 
'Ik kom later', zei Olivier.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdletters gebruik je:
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen: Jan de Vries, de Intertoys.
  • Bij woorden die van namen zijn afgeleid: Zuid Afrikaanse, Limburgse.

Let op: Je gebruikt geen hoofdletter bij:
namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.

Slide 4 - Tekstslide

1.  Lesleys vlieger belandde in de boom
2. Ik vraag me af of we met dit weer wel buiten moeten gaan gymmen
3. In welk jaar heeft Rembrandt de Nachtwacht geschilderd
4. De buurman schreeuwde dat Jaap zijn mond moest houden
5 Het is de vraag of we genoeg ijsjes hebben voor de hele klas
6. Pas op voor die hoogspanningskabel

Slide 5 - Tekstslide

Maak opdracht 3 + 4

klaar ? 
begin aan opdracht 5

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 3
1 was, hebben
2 herten, lama’s
3 Eiffeltoren, omdat
4 lokaal, totdat
5 Karima, geef
6 uitlopen, is

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 4
1. zaterdag (namen van dagen schrijf je niet met een hoofdletter)
Lieke de Jong (namen schrijf je met een hoofdletter; een voorvoegsel bij een achternaam schrijf je niet met een hoofdletter als dat na de voornaam of voorletters staat)
hema (namen van winkels schrijf je met een hoofdletter)
2. herfst (namen van seizoenen schrijf je niet met een hoofdletter)
De Reuzen (namen schrijf je met een hoofdletter)
triatlon (triatlon schrijf je niet met een hoofdletter, want het is geen eigennaam)
oktober (namen van maanden schrijf je niet met een hoofdletter)
3. Tims (woorden die van namen zijn afgeleid, schrijf je met een hoofdletter)
noorden (namen van windstreken schrijf je niet met een hoofdletter)
Zweden (namen schrijf je met een hoofdletter)
4. Als (aan het begin van een zin schrijf je een hoofdletter)
Pasen (namen schrijf je met een hoofdletter)
Duitse (woorden die van namen zijn afgeleid, schrijf je met een hoofdletter)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 5
1 Afgelopen zomer hebben we twee weken gekampeerd op camping De Reehorst in Vorden.
2 ’s Ochtends hebben we ontbeten in het restaurant van Ikea.
3 Volgende week dinsdag gaan de lessen van mevrouw Van Es niet door.
4 In Zuid-Frankrijk schijnt het nu 30 graden Celsius te zijn.
5 In mei viert Emma haar zeventiende verjaardag.
6 30 km ten noorden van Terschelling is een Zweeds schip in de problemen gekomen.

Slide 9 - Tekstslide

nu Kijk/luisteropdracht h2 op 4

Slide 10 - Tekstslide