Les 29 - §2.7 Grammatica (2)

Het bepalen van de kernzin van een alinea
Welkom
timer
3:00
Ga rustig zitten
Pak je Leesboek, Laptop, Ta!ent, je schrift en een pen.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het bepalen van de kernzin van een alinea
Welkom
timer
3:00
Ga rustig zitten
Pak je Leesboek, Laptop, Ta!ent, je schrift en een pen.

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00
Lees en geniet in STILTE!
Onthoud goed wat je hebt gelezen, want je krijgt hierover weer een opdracht.

Slide 2 - Tekstslide

  • Wie wordt de hoofdpersoon en bijfiguur uit jouw boek in jouw boekverslag?
  • Wat is hun relatie?
timer
5:00
Klassen
schrift

Slide 3 - Tekstslide

§ 2.7 Grammatica (p. 127)
Lesdoel:
Herhaling van woordsoorten uit leerjaar 1

Laat je boek nog dicht!

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 5 (p. 128)

Slide 5 - Tekstslide

Pak je laptop en ga naar Lessonup.app

Slide 6 - Tekstslide

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
___________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 7 - Quizvraag

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
_______
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 8 - Quizvraag

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 9 - Quizvraag

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 10 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 11 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
______________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 12 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quizvraag

Maken
Opdracht 6, 7 en 8  a (p. 128) 

Slide 15 - Tekstslide