1 bk 3.2 Words and Phrases

UNIT 3 Fashion

Lesson 2: Writing 


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsISK

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

UNIT 3 Fashion

Lesson 2: Writing 


Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je vandaag?
  • Je leert nieuwe woorden over mode en kleding.
  • Je leert zinnen om te vertellen wat iemand draagt en wat iemand aan het doen is.

Slide 2 - Tekstslide

Welke kledingstukken draag jij vandaag?
Begin je zin met: I am wearing ...

Slide 3 - Woordweb

Belangrijke woorden uit deze les:
👕 Kledingstukken
fashion → mode
dress → jurk
skirt → rok
sandals → sandalen
trainers → gympen
sunglasses → zonnebril
pants → broek
headscarf → hoofddoek
belt → riem

🎭 Uiterlijk & voorkeuren
grey → grijs
good-looking → knap
attractive → aantrekkelijk
prefer → liever hebben
choose → kiezen
fit → passen
Vraag
  • Welke woorden ken je al? 
  • Welke zijn nieuw voor je?

Slide 4 - Tekstslide

Hoe beschrijf je wat iemand aan het doen is?
Als je wilt vertellen wat iemand draagt, gebruik je de present continuous.
Deze tijd gebruik je om te zeggen wat iemand nu aanheeft.
De structuur is:
Persoon + vorm van 'to be' (am/is/are) + werkwoord + -ing + kledingstuk

Slide 5 - Tekstslide

De structuur is:
Persoon + vorm van 'to be' (am/is/are) + werkwoord + -ing + kledingstuk
Voorbeeldzinnen:
  • What is he wearing today? → 
Hij draagt een rode trui en een spijkerbroek.
  • Palma is wearing green jeans. → Palma draagt een groene spijkerbroek.
Kijk naar de afbeelding
"What is she wearing today?" ➝ She is wearing ______.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe vraag of geef je informatie over kleding?
Als je wilt vertellen wat iemand op dit moment aan het doen is, gebruik je ook de present continuous.
Deze tijd gebruik je om te zeggen wat iemand nu aanheeft.
De structuur is:
Persoon + vorm van 'to be' (am/is/are) + werkwoord + -ing

Slide 7 - Tekstslide

De structuur is:
Persoon + vorm van 'to be' (am/is/are) + werkwoord + -ing
Voorbeeldzinnen:
  • Voorbeeldzinnen:
  • I'm watching a makeover show. → Ik kijk nu naar een make-overshow.
  • He's laughing at the moment. → Hij is op dit moment aan het lachen.
  • I'm not doing my homework. → Ik ben niet bezig met mijn huiswerk.
  • He's surfing the internet. → Hij zit op internet.
  • You're not looking in the right place. → Je bent niet op de juiste plek aan het zoeken.
Kijk naar de afbeelding
"What is she doing?" ➝ She is doing ______.

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent ‘trainers’ in het Nederlands?
A
trainingspak
B
gymschoenen
C
Iemand die gymles geeft

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent ‘good-looking’ in het Nederlands?
A
knap
B
goed kunnen kijken
C
bril

Slide 10 - Quizvraag

Palma __ (wear) green jeans today.

Slide 11 - Open vraag

I __ (not do) my homework at the moment.

Slide 12 - Open vraag

He __ (surf) the internet now.

Slide 13 - Open vraag

Today:
(p.107 - 116)
  • Opdracht 13 t/m 18
  • Opdracht 21 , 23 en 25

Slide 14 - Tekstslide

Je begrijp de nieuwe woorden en zinnen over mode en kleding.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Je kan vertellen wat iemand draagt en wat iemand aan het doen is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Online oefenen
Somtoday --> leermiddelen --> Engels --> 1bk 

Digitale leeromgeving 1bk  --> 3 Fashion --> Lesson 2: Writing
 --> Practise more

Slide 17 - Tekstslide

Homework



Learn:
  • Grammar: Present Continuous en Vragen stellen blz. 152
  • Words: 3.2 blz. 154
  • Phrases: 3.2 blz. 156





Slide 18 - Tekstslide