A4_Verben werden vt + konjunktiv + zw ww Präteritum

K1C: werkwoorden

wederkerend werkwoord
pag. 253 #19
wurde/würde (werden vt + konjunktiv)
pag. 239 #2.2
zwakke werkwoorden in tt, vt, volt.dw
pag. 240 #3.1 t/m 3.3
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

K1C: werkwoorden

wederkerend werkwoord
pag. 253 #19
wurde/würde (werden vt + konjunktiv)
pag. 239 #2.2
zwakke werkwoorden in tt, vt, volt.dw
pag. 240 #3.1 t/m 3.3

Slide 1 - Tekstslide

K1C: werkwoorden

wederkerend werkwoord
pag. 253 #19

Slide 2 - Tekstslide


ik verheug mij
jij verheugt je
hij/zij/het/men verheugt zich
wij verheugen ons
jullie verheugen je
zij verheugen zich
u verheugt zich

ich freue mich
du freust dich
er/sie/es/man freut sich
wir freuen uns
ihr freut euch
sie freuen sich
Sie freuen sich
vergelijk met pers.vnw 4e nv!

Slide 3 - Tekstslide

(sich trauen=durven)
Trauen Sie ......, vom 5-Meter-Brett zu springen?
A
mich
B
sich
C
dich
D
uns

Slide 4 - Quizvraag

(sich gewöhnen=wennen)
Ich kann ....... nicht daran gewöhnen!
A
mich
B
sich
C
dich
D
uns

Slide 5 - Quizvraag

(treffen=ontmoeten)
Wann trefft ihr .......?
A
ihnen
B
sich
C
euch
D
uns

Slide 6 - Quizvraag

K1C: werkwoorden

wurde/würde (werden vt + konjunktiv)
pag. 239 #2.2

Slide 7 - Tekstslide

werden vt (worden)

ich wurde
du wurdest
er/sie/es wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

volt. dw: ich bin geworden,


Beispiel:
Ik werd gebeld.
Ich wurde angerufen.




du bist geworden,......


Slide 8 - Tekstslide

werden vt (worden)

ich ..................
du wurdest
er/sie/es ...................
wir wurden
ihr ......................
sie/Sie wurden

volt. dw: ............


Beispiel:
Ik werd gebeld.
Ich wurde angerufen.


Slide 9 - Tekstslide

werden vt (worden)

ich wurde
du wurdest
er/sie/es wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

volt. dw: ich bin geworden
werden Konjunktiv (zou)

ich würde
du würdest
er/sie/es/man würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden


Slide 10 - Tekstslide

Er ............. totaal von ihr enttäuscht.

Slide 11 - Open vraag

Wenn du dich anstrengen............, könntest du etwas schaffen.

Slide 12 - Open vraag

............ ihr schonmal enttäuscht?

Slide 13 - Open vraag

Ich ........... mich nicht unterkriegen lassen.

Slide 14 - Open vraag

Früher ............. auf Außenseiter immer Rücksicht genommen.

Slide 15 - Open vraag

Damals .......... mein Vater wirklich peinlich.

Slide 16 - Open vraag

Neulich ........ die Probleme endlich geklärt.

Slide 17 - Open vraag

Meine ehrgeizige Schwester ......... das locker auf die Reihe kriegen.

Slide 18 - Open vraag

K1 C: Verleden tijd
herhaling:

zwakke werkwoorden
Präsens, Präteritum, Perfekt

Slide 19 - Tekstslide

Präsens
Feesttenten
Friettenten
Een stukje taart en thee enzo.

Slide 20 - Tekstslide

Präsens
Algemeen: 

Stam maken: ww - (e)n

Slide 21 - Tekstslide

De vervoeging
tt
Een stukje taart en thee enzo.

ich stam + e
du stam + st
er/sie/es stam + t
wir stam + en
ihr stam + t
sie/Sie stam + en

Slide 22 - Tekstslide

De vervoeging
tt
Een stukje taart en thee enzo.
(stam eindigt op een s-klank s, x, z, ß)

ich stam + e
du stam + t
er/sie/es stam + t
wir stam + en
ihr stam + t
sie/Sie stam + en

Slide 23 - Tekstslide

De vervoeging
tt
Een stukje taart en thee enzo.
(stam eindigt op een d/t of m/n)

ich stam + e
du stam + est
er/sie/es stam + et
wir stam + en
ihr stam + et
sie/Sie stam + en

Slide 24 - Tekstslide

Präteritum
vt
= verleden tijd

Het is geweest en is herkenbaar aan woorden zoals: 
gestern, voriges Jahr, letzte Woche usw.

Slide 25 - Tekstslide

De vervoeging  
vt
Stam maken: ww - en + t + (e)uitgang

De uitgangen: 
ich stam + te
du stam + test
er/sie/es stam + te
wir stam + ten
ihr stam + tet
sie/Sie stam + ten




Slide 26 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
machte
machtest
machte
machten
machtet
machten

Slide 27 - Sleepvraag

Uitzondering 
stam eindigt op d/t of m/n
Stam maken: ww - (e)n + t + (e)uitgang

De uitgangen: 
ich stam + ete
du stam + etest
er/sie/es stam + ete
wir stam + eten
ihr stam + etet
sie/Sie stam + eten




Slide 28 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
arbeitete
arbeitetest
arbeitete
arbeiteten
arbeitetet
arbeiteten

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Tekstslide

machen
du.....
A
machetest
B
machtest
C
machest
D
machst

Slide 31 - Quizvraag

machen
ihr.....
A
macht
B
machtest
C
machet
D
machtet

Slide 32 - Quizvraag

arbeiten
du.....
A
arbeitest
B
arbeittest
C
arbeitetest
D
arbeitetst

Slide 33 - Quizvraag

arbeiten
ihr.....
A
arbeitetet
B
arbeitet
C
arbeittet
D
arbeiten

Slide 34 - Quizvraag

tanzen
sie (enk)....
A
tanzt
B
tanzte
C
tanztet
D
tanzde

Slide 35 - Quizvraag

fragen
er....
A
fragt
B
fragtet
C
frug
D
fragte

Slide 36 - Quizvraag

heiraten
du
A
heiratest
B
heirattest
C
heiratetest
D
heiratet

Slide 37 - Quizvraag

K1 C: Verleden tijd
zwakke werkwoorden
Perfekt/Partizip (voltooid deelwoord)

Slide 38 - Tekstslide

standart:
ge + stam + t

stam op d/t:
ge + stam + et

werkwoord op -ieren:
stam + t

werkwoorden met be- of ver-:
stam + t


(machen) Was hast du gemacht?


(reden) Wir haben lang geredet.

(trainieren) Ich habe trainiert.


(besuchen) Er hat sie besucht.

Slide 39 - Tekstslide

(schenken)
Was ......... du deiner Freundin .........?

Slide 40 - Open vraag

(reagieren)
Er .......... sofort .........

Slide 41 - Open vraag

(trennen)
Seine Eltern .......... sich ............. .

Slide 42 - Open vraag

(zusammenleben)
Ella .......... mit ihrem Freund ............. .

Slide 43 - Open vraag

K1 C: Verleden tijd #2.0
mixed

Slide 44 - Tekstslide

(treffen=ontmoeten)
Wann ......... ihr euch morgen?

A
trefftet
B
trefft
C
getroffen
D
treffet

Slide 45 - Quizvraag

(studieren)
Wo ........... du jetzt?

A
studierst
B
studiertest
C
studiert
D
hast studiert

Slide 46 - Quizvraag

(studieren)
Wo ........... du ..............?

A
hast gestudiert
B
studiertest
C
habst studiert
D
hast studiert

Slide 47 - Quizvraag

(studieren)
Wo ........... du gerne..............?

A
hast gestudiert
B
studiertest
C
würdest......studieren
D
wurdest...... studieren

Slide 48 - Quizvraag

(heiraten)
........ Jeff Elisa?

A
Heirat
B
Heiratet
C
Heiraten
D
Heiratt

Slide 49 - Quizvraag

(heiraten)
Nein, er ...... doch gestern Pia ......... !

A
würde........ heiraten
B
wurde.......heiraten
C
hat ..........geheiratet
D
wurde........geheiraten

Slide 50 - Quizvraag

Helder? Wat moet nog aangevuld worden?

Slide 51 - Tekstslide