Mercredi le 25 septembre (B1e-s39)

Coucou toi!
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Coucou toi!

Slide 1 - Tekstslide

- on parle français!
- corriger (nakijken) les devoirs
- lidwoorden in het Frans
- réviser (herhalen) les mots


Slide 2 - Tekstslide

On parle français
  • A: Bonjour
  • B: Hoi
  • A: Comment ça va?
  • B: Goed, dank je.
  • A: Tu t'appelles comment?
  • B: Ik heet..
  • A: Tu es français?
  • B: Nee, ik ben Nederlands.
A: Tu habites où?
B: Ik woon in...
A: Tu es en quelle classe?
B: Ik zit in de brugklas/ in de klas B1E.
A: A plus!
B: Dag!

Slide 3 - Tekstslide

On parle français
  • A: Bonjour
  • B: Salut/coucou
  • A: Comment ça va?
  • B: Ça va, merci.
  • A: Tu t'appelles comment?
  • B: Je m'appelle...
  • A: Tu es français?
  • B: Non, je suis néerlandais(e)
A: Tu habites où?
B: J'habite à....
A: Tu es en quelle classe?
B: Je suis en cinquième/dans la classe B1e.
A: A plus!
B: Au revoir!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden
In het Nederlands hebben we 2 soorten lidwoorden:

Bepaalde lidwoorden: de en het
Onbepaald lidwoord: een

Slide 6 - Tekstslide

Lidwoorden staan voor...
A
meewerkend voorwerp
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
lijdend voorwerp
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg over de lidwoorden = les articles

Slide 8 - Tekstslide

Welk van de onderstaande lidwoorden is een onbepaald lidwoord?
A
Le
B
Les
C
Un
D
L'

Slide 9 - Quizvraag

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een mannelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les

Slide 10 - Quizvraag

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een vrouwelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les

Slide 11 - Quizvraag

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een woord in het meervoud?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 12 - Quizvraag

Mnl.
Vrl.
Mv.
de/het
een
Les articles (de lidwoorden) |
Lidwoorden 
Un
La / L'
Une
Les
Des
Le /L'

Slide 13 - Sleepvraag

De lidwoorden 'de' en 'het'
L'hotel
L'homme
HET hotel
DE man
L'entrée
DE entrée/ ingang
LET OP!

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het lidwoord?
de vriend = .......ami

Slide 15 - Open vraag

Ik snap de lidwoorden
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 16 - Quizvraag

Grammaire (grammatica)

  • Je maakt de exercices 16a t/m 16d, blz.25 t/m 27 in jouw livre.
Apprendre 1 en 2 herhalen

  • zie document op de CR (woordjes leren). Kies een manier uit en oefenent met de mots (woordjes) van app 1 (FN-NF) en 2(FN).




Slide 17 - Tekstslide

Les devoirs (het huiswerk)

  • Leren: U1 - apprendre 1, 2 (FN), 3, 4 (FN) blz 36-37
  • De apprendres moet je ook kunnen schrijven!

Slide 18 - Tekstslide