Ik poets
altijd mijn tanden. Ik doe dat iedere dag.
Ik ga meestal naar school. Soms ben ik ziek.
Ik ga vaak naar de sportschool. Ik ga 3 keer per week.
Ik moet soms naar de tandarts. Ik ga 2 keer per jaar voor controle.
Ik ga
nooit hardlopen. Dat vind ik niet leuk.