Burgers en stoommachines II

Burgers en stoommachines

De sociale kwestie
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines

De sociale kwestie

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van Burgers en stoommachines
1800 - 1900

Slide 2 - Tekstslide

                    Hoofdstuk 5  Burgers en stoommachines
Gedaan: 
  • § 5.1 Industrie en samenleving
Deze les:
  • § 5.2 De sociale kwestie
Nog te doen:
  • § 5.3 Democratie in Nederland
  • § 5.4 Liberalen, socialisten en confessionelen




Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen van deze paragraaf
Aan het einde van deze paragraaf kun je  uitleggen: 


  • Wat de sociale kwestie was.
  • Hoe de sociale kwestie stap voor stap in Nederland   verdween.


Taaldoelen:  Lezen, begrijpend lezen, leren samenvatten, historische begrippen en uitbreiding woordenschat.

Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00
Lezen!
Lees aandacht t/m Leerplicht. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 16 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat 
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 17 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat 
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland   was duur

  • Protectionisme: landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 18 - Tekstslide

Nederland  industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid
  • Willem I wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie
  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 19 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialisatie

  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie

  • Steden groeien erg snel

Slide 20 - Tekstslide

Werkomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende   band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 21 - Tekstslide

Kinderarbeid

  • Goedkope arbeidskrachten
  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
  • Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

Woonomstandigheden
  • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

  • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

  • Dichtbij fabrieken

  • Slechte hygiëne, riolering en   watervoorziening

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide


In delen van Noord- en Oost-Nederland was het trouwens niet veel beter...

Slide 32 - Tekstslide

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 33 - Tekstslide

timer
10:00
Lezen!
Lees aandacht t/m Sociale wetten. 
Schrijf ook alle begrippen en de definities op.


Slide 34 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? 
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 35 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? 

  • Nederland kent drie grote politieke   groepen: socialisten (links), confessionelen (centrum) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 36 - Tekstslide

Liberalen

  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid

  • Economie helemaal vrij laten

  • Sociale wetten kosten teveel geld

  • Rechts in de politiek

Slide 37 - Tekstslide

Confessionelen
  • Confessie = geloof (Protestant/Rooms-   katholiek)
  • Ongelijkheid omdat God het zo wil
  • Goede christenen helpen elkaar
  • Werkgevers en werknemers moeten er   samen uitkomen
  • Centrum in de politiek

Slide 38 - Tekstslide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 39 - Tekstslide

Langzaam verbetering
  • Eerste sociale wetten vanaf 1874:   Kinderwetje van Van Houten
  • Leerplichtwet (1900)
  • Woningwet (1901)
  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 40 - Tekstslide

Begrippen uit deze les


  • industrialisatie
  • huisnijverheid
  • kinderarbeid
  • werkomstandigheden
  • woonomstandigheden




Slide 41 - Tekstslide

Begrippen uit deze les


  • Sociale kwestie
  • nachtwakersstaat
  • Liberalen
  • sociaal-democraten
  • confessionelen
  • feminisme




Slide 42 - Tekstslide

Personen uit deze les

  • Samuel van Houten

Slide 43 - Tekstslide

Jaartallen uit deze les

  • 1874: Kinderwetje van Van Houten
  • 1900: Leerplichtwet
  • 1901: Woningwet
  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 44 - Tekstslide