Klas 1: Je eigen omgeving in beeld

H4: je eigen omgeving in beeld
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4: je eigen omgeving in beeld

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij de woorden:
"Eigen omgeving"?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Paragraaf 1: De inrichting van een wijk
De inrichting van een wijk 

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel zin heb je in deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

Je eigen omgeving
= Het gebied rondom je eigen huis waar je bijna dagelijks komt. 

Je woont in een wijk. Een wijk is een deel van een dorp of stad, die bestaat uit een aantal straten. 

In een wijk staan huizen, maar er kunnen ook andere voorzieningen zijn. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn voorzieningen?
A
Activiteiten
B
Woningen
C
Iedereen maakt er gebruik van; school, het parkje, sportclub.
D
Straten

Slide 7 - Quizvraag

VOORZIENING
Iets waar bewoners van een wijk gebruik van kunnen maken, zoals een winkel, school, bibliotheek, dokterspraktijk, park of speelveldje.


Slide 8 - Tekstslide

Soorten voorzieningen

Dagelijkse voorzieningen     Voorzieningen die mensen                                                                               vaak dagelijks gebruiken. 


Gespecialiseerde voorzieningen Voorzieningen die mensen                                                                                 maar weinig gebruiken.
  Supermarkt
  School
  Bakker
  Komen op veel plekken voor
  Museum
  Pretpark
  Biosocoop
  Komen op weinig plekken voor

Slide 9 - Tekstslide

Welke voorzieningen zijn er in jouw wijk?

Slide 10 - Woordweb

Wijk en buurt
WIJK: Een deel van een dorp of een stad
BUURT: Deel van een wijk

Slide 11 - Tekstslide

Zoom in: Soestdijk
Soestdijk is een wijk in Soest. 

1. Hoe is deze wijk ontstaan?
2. Wat voor gebouwen staan er? 

Slide 12 - Tekstslide

Hoe is Soestdijk ontstaan? 
1900: Een spoorlijn wordt aangelegd. 

Gevolg: Er komen meer mensen wonen.

Gevolg: Er moeten nieuwe woningen worden gebouwd om al die mensen een plek te kunnen geven om te wonen. 
-> Soestdijk ontstaat en Soest groeit!

Slide 13 - Tekstslide

Wat voor gebouwen komen er? 
Eengezinswoningen: woningen voor 1 gezin. 
  • Vrijstaande woningen 
  • twee-onder-een-kapwoningen 
  • rijtjeswoningen 

Het is allemaal laagbouw: De ingang is op de begane grond. 

Slide 14 - Tekstslide

Soestdijk
De wijk heeft ook voorzieningen: scholen, winkels, cafĂ©s, restaurants. 

Soestdijk is een dure wijk: het zijn allemaal koopwoningen
Dit betekent dat de bewoner eigenaar is van de woning. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Zoom uit: Soest
Vroeger: 
Klein dorp met boerderijen. 

Nu: 
Woonwijken met flats, eengezinswoningen, bedrijventerreinen.
Flats = hoogbouw, elke verdieping een eigen ingang. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

In Soestdijk zijn meer:
A
Eengezinswoningen
B
Meergezinswoningen

Slide 19 - Quizvraag

Kennis check!

Hoe ziet Soestdijk er uit?
A
Een stad met hoogbouw
B
Een stad met laagbouw
C
Een dorp met hoogbouw
D
Een dorp met laagbouw

Slide 20 - Quizvraag

Welke beweringen zijn juist?
A Een vrijstaande woning is een voorbeeld van laagbouw.
B Flats met meer lagen op elkaar noem je eengezinswoningen.
C Een koopwoning is het eigendom van de bewoner.
D Soestdijk is een dure wijk om in te wonen met veel huurwoningen.

A
A en B
B
A en C
C
C en B
D
Alleen D

Slide 21 - Quizvraag

Wat vind je het leukst dat je hebt geleerd vandaag?

Slide 22 - Open vraag

Wat vond je van deze les?
0100

Slide 23 - Poll

Paragraaf 2 - De Kinkerbuurt

Slide 24 - Tekstslide

Noem 3 dingen die je nog weet van paragraaf 1.

Slide 25 - Woordweb

Het ontstaan van de kinkerbuurt
Centrum Amsterdam: grachtenpanden en historisch. 
Daarbuiten: oude woonwijken, zoals de Kinkerbuurt.  Snel gebouwd! 

Waarom? 
- nieuwe inwoners vanwege industrie 
- veel kinderen geboren 

Soorten huizen: Hoge huizen, smalle straten en weinig groen!

Slide 26 - Tekstslide

Vernieuwing in de wijk
De woningen waren slecht en klein gebouwd. De wijk moest worde vernieuwd! 

Opdracht: Zoek in je boek de manieren op waardoor de wijk vernieuwd werd. 
Het zijn er 4 manieren. Vul die in op de volgene dia. 

Slide 27 - Tekstslide

Welke vier manieren werd gebruikt om de wijk op te knappen?

Slide 28 - Open vraag

De kinkerbuurt 
Legenda 

Slide 29 - Tekstslide

Bewoners van de Kinkerbuurt
10.000 inwoners 

Dit neemt toe door twee zaken: 
1. Natuurlijke bevolkingsgroei = geboortes 
2. Verhuizingen 


Slide 30 - Tekstslide

Samenstelling van de wijk

Slide 31 - Tekstslide

Op de vorige dia stond een afbeelding. Wat betekent A Huishoudens? Leg dit diagram uit.

Slide 32 - Open vraag

Paragraaf 3: Stad en platteland

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht stad en platteland
Je maakt 2 lijstjes. 
Lijstje 1: Voordelen van de stad en nadelen van de stad
Lijstje 2: Voordelen van het platteland en nadelen van het platteland. 

Maak een foto van deze 2 lijstjes en stuur deze naar je docent. 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Het dorp Beesd
Een klein dorp met 3000 inwoners. 
Het ligt niet zover bij Utrecht vandaan. 

Vroeger: Boeren en landbouw
Nu: Weinig boeren, veel mensen die in de stad werken. 
Het ligt op het platteland. Wat zijn kenmerken van het platteland? 

Slide 36 - Tekstslide

Kenmerken van het platteland
- weinig bebouwing 
- veel open ruimte
- veel ruimte voor landbouw, natuur en recreatie 
- weinig voorzieningen: een supermarkt, bakker en slag wel, maar een H&M of een Only is er niet 

Slide 37 - Tekstslide

Verstedelijking rond Utrecht
Dorpen rondom Utrecht zijn gegroeid. Er komen veel woningen bij. Het zijn nu voorsteden van Utrecht. 
Voorbeelden: Nieuwegein, Bilthoven, Zeist. (Zie op het volgende kaartje!) 

De voorsteden groeien omdat mensen uit de stad naar deze plekken verhuizen = suburbanisatie
Voorsteden zijn nu vastgegroeid aan Utrecht, je ziet het verschil amper. Dit noemen we agglomeratie 

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Stedelijk gebied
Een gebied waarin allemaal steden zitten die aan elkaar vastgegroeid zijn. 
Voorbeeld: De Randstad
Bestaat uit: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en alle dorpen en steden die ertussen liggen. 
Op het plaatje hiernaast is dit goed te zien aan de zwarte lijntjes.

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht 
Schrijf voorzieningen op die jullie gezin belangrijk vindt. Wat heb jij echt nodig op de plek waar je woont? Wat hebben je ouders nodig? Of wat hebben je broers of zussen nodig? 
Maak hier een lijstje van. Schrijf ook de reden op waarom die voorzieningen voor die persoon zo belangrijk is. 

Op de volgende dia een voorbeeld van de opdracht die door mij is uitgevoerd. Dan zie je ook dat iedereen iets anders belangrijk vindt.

Slide 41 - Tekstslide

b

Ik vind belangrijk: 
Een supermarkt: voor mijn boodschappen 
Een kruidvat: voor persoonlijke verzorging
Een kledingwinkel: Om de nodige kleding in huis te hebben
Een basisschool: Zodat jonge kinderen niet ver hoeven te fietsen en het veilig is. Ook vriendjes dichtbij krijgen. 
Een verzorgingstehuis: voor als ik oud en bejaard ben

Slide 42 - Tekstslide


Mijn man vindt belangrijk: 
Een supermarkt: Voor de boodschappen 
Een sportclub: om lekker te kunnen sporten
Een cafe: Om met mijn vrienden gezellig bij elkaar te komen
Een parkje: Om even te kunnen wandelen


Slide 43 - Tekstslide

Onderzoek: Jouw ideale stad of dorp

Slide 44 - Tekstslide

Ontwerp je eigen stad of dorp
Je hebt nu heel veel geleerd over hoe een stad eruit ziet, wat voorzieningen zijn, de bewoners, een stad en het platteland. 

In dit onderzoekje ga jij je eigen stad of dorp ontwerpen. 

Slide 45 - Tekstslide

De opdracht
Je maakt een tekening of een schets waarin je ideale stad te zien is. Teken hierin de voorzieningen en de huizen. 

Hierbij maak je een verhaaltje van 500 woorden over wat er allemaal in je ideale stad zit en waarom dit past in jou ideal stad. 
Je kunt het echt JOUW ideale stad maken, dus je mag het zo gek maken als je wilt, zoals je dit maar uitlegt waarom je hiervoor het gekozen. Dus wil je een zwembad, strand of kartbaan, etc? Zeg ook waarom!

Ontzettend veel plezier bij het maken van deze opdracht! 

Slide 46 - Tekstslide

Je cijfers worden als volgt bepaalt: 
Huiswerkcijfer: 
De gemaakte opdrachten in je boek of de portfolio opdrachten + de zelftoets in je online boek

Toetscijfer: 
Het onderzoek naar jouw ideale stad 
( = de tekening plus de uitleg)

Slide 47 - Tekstslide