Verdiepend keuzevak: persoonlijk zelf.

Verkennen persoonlijk zelf
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
D&PHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verkennen persoonlijk zelf

Slide 1 - Tekstslide

Persoonlijk zelf
Het persoonlijk zelf is onderdeel van je professionele identiteit. Het heeft te maken met je persoonlijke en individuele perspectief: 
  • hoe kijk je naar jezelf? 
  • waar hecht jij waarde aan?
  • hoe ziet je familie en vriendenkring eruit?
  • wat zijn je waarden?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het zelf
Driedeling gebaseerd op theorie van psycholoog William James (1890):
  • materieel zelf
  • sociaal zelf
  • spiritueel zelf

Slide 4 - Tekstslide

A. Materieel zelf
Alles waar je mijn voor kan zetten is het 'materieel zelf': mijn lijf, mijn moeder, mijn vader, mijn gezin, mijn kleding, mijn vak, mijn leerlingen', etc. Heeft te maken met presentatie (mijn lijf, mijn uiterlijk) en relatie (mijn familie, mijn school).

Kernbegrippen:
- Betrokkenheid: loyaliteit, bereidheid jezelf te geven en iets toe te voegen;
- Verantwoordelijkheid: reageren op behoeften van jezelf en anderen;
- Eigenaarschap: alles waar je voor wilt zorgen, waarvoor je succes wilt aanspreekbaar bent en waarbij je iets van jezelf wilt laten zien.


Slide 5 - Tekstslide

Identificatie en seperatie
- dubbel gevoel tussen twee basisbehoeftes: erbij horen en autonoom willen zijn.
- enerzijds fijn om bij een persoon, groep, organisatie e.d. te horen, anderzijds kun je last hebben van die verbinding.
- teveel identificatie leidt tot verlies van jezelf, teveel aanpassing;
- teveel separatie/autonomie leidt tot eenzaamheid.

Slide 6 - Tekstslide

Oefening
Hoe laveer jij tussen de twee genoemde basisbehoeften?
Wanneer vind je het fijn om je te identificeren en wanneer kies je liever voor meer separatie?

Slide 7 - Tekstslide

Betrokkenheid en identiteit
Als iemand zich kan identificeren met de kernwaarden/missie en doelen/visie van zijn sociale groep (of organisatie, school), voelt diegene zich meestal betrokken en loyaal. 
Dan wil je graag een bijdrage leveren en ben je bereid iets van jezelf te geven.


Slide 8 - Tekstslide

Verantwoordelijkheid en identiteit
Bij verantwoordelijkheid wil je goed voor jezelf en de groep/organisatie zorgen en de behoeften van jezelf en de ander serieus nemen. Bij verantwoordelijkheid nemen hoort vrijheid van keuzes. Dan laat je je niet leiden door anderen of door 'wat hoort'. Dan bepaal je zelf (in dialoog met anderen) wat nodig is voor de groep/organisatie, jezelf en welke steun/sturing een ander vraagt. Bij verantwoordelijkheid hoort ook feedback vragen en ontvangen, ook kritiek krijgen. 

Slide 9 - Tekstslide

Eigenaarschap en identiteit
Vier bouwstenen voor eigenaarschap:
1. self-efficacy: geloven in jezelf en je eigen kunnen/succes in een taak en dus verantwoordelijkheid kunnen nemen;
2. accountability: de verwachting dat er een beroep op je kan worden gedaan en dat je dan verantwoordelijkheid neemt en verantwoording aflegt;
3. belongingness: de behoefte aan een (meer dan fysieke) plek waar je je thuis voelt;
4. self-identity: relatie tussen identiteit en tastbare/niet tastbare eigendommen.

Al deze vier bouwstenen hebben invloed op de ontwikkeling van je ideniteit.

Slide 10 - Tekstslide

Oefening
Wat roepen de 4 bouwstenen van eigenaarschap bij jou op? Waar ben jij van?

Maak op een A4 3 kolommen: verleden-heden-toekomst en/of persoon-werk-privé. Beschrijf waar je je eigenaar van voelt en waar je dit juist niet ervaart. Wat is daarvan de reden?

Slide 11 - Tekstslide

B. Sociale zelf
"A man has as many social selves as there are individuals who recognize him and carry an image of him in their mind."

(James, 1890)

Slide 12 - Tekstslide

Sociale zelf
  • Heeft te maken met jouw plek en rol in je sociale omgeving.
  • Ik-kant: hoe staat het met je sociale intelligentie, hoe ben jij in je sociale omgeving?
  • Wij-kant: waar hoor je bij, van welke sociale groepen maak jij deel uit?

Slide 13 - Tekstslide

Sociale intelligentie en sociaal initiatief
Sociale intelligentie:
- capaciteit om effectief te navigeren en te (onder)handelen in complexe sociale situaties en omgevingen;
- verwant aan praktische of emotionele intelligentie;
- belangrijke onderdelen zijn empathie, sociaal bewustzijn en sociale vaardigheden.
Sociaal initiatief:
- de manier waarop je het contact aangaat.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht
Pak een groot vel papier en zet/teken jezelf in het midden. ( Deze opdracht kun je ook ruimtelijk doen met voorwerpen.). Geef alle mensen een eigen plek in verhouding tot elkaar en tot jou: wie zet je dichtbij, wie verder weg? Door een 'neus' te maken kun je nog verder nuanceren: kijken ze je aan of staan ze met de rug naar je toe?
Stel jezelf de volgende vragen:
- hoe staan jou mensen ten opzichte van jou? dichtbij of ver weg?
- hoe zijn de verbindingen: stevig, dun, afwezig?
- heeft iedereen zijn plek? Zijn er misschien mensen die je geen plek kan geven en hoe komt dat? Wat betekent dit?



Slide 15 - Tekstslide

Verdiepende vragen
Welke macht/invloed hebben de mensen?
Wie heeft de meeste macht/invloed?
Welke macht heeft het meeste effect op jou?  Waardoor verkramp je, wat laat je koud?
Wat geeft jou macht/invloed?
Waar zit spanning in de relaties?
Wie zou je graag dichterbij willen halen of verder we zien?

Slide 16 - Tekstslide

De belangrijkste vraag:
Als kernvraag:
Wat is het dat jij inbrengt, wat  jou bijzonder maakt, wat mensen van jou kunnen leren?

Zoek even verder dan het voor de hand liggende antwoord, zoek naar iets wat je niet zo snel van jezelf benomt.

Slide 17 - Tekstslide

C. Spirituele zelf (innerlijk zijn)
Wat zet jou in beweging en geeft richting aan je handelen? Wat geeft je energie? En wat blokkeert je als er geen ruimte is voor wat jij belangrijk vindt?
Basis:
- talenten
- positieve grondhouding
Drie soorten drijfveren:
- drijfveer om het beste uit jezelf te willen halen (zelfrealisatie)
- drijfveer vanuit inhoudelijke nieuwsgierigheid
- drijfveer om bij te dragen aan de maatschappij
Kompas:
- persoonlijke ethiek: geeft sturing en richting aan je keuzes en handelen.

Slide 18 - Tekstslide

De weg naar binnen: hoe krijg je zicht op je spirituele zelf?
In verkennende en onderzoekende dialoog leer je om je waarden en gevoelens te herkennen en re verbinden met je gedrag. De generatieve dialoog vanuit TheoryU (Scharmer 2009) is een middel om door verschillende manieren van luisteren en verschillende manieren van jezelf inbrengen met elkaar in gesprek te gaan, gericht op reflectie en het geheel.

Slide 19 - Tekstslide

Niveau van luisteren

Slide 20 - Tekstslide

vier niveaus van luisteren en gespreksvoering

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Denk eens na over het volgende:

Hoe zit het met jouw luisteren? Wat zijn de momenten waarop jij tot de diepere lagen van het luisteren komt? Wanneer raak je afgeleid en wanneer kun je je juist goed concentreren?

En herinner je je een gesprek waarin iemand op diepere lagen naar jou luisterde? Welke impact heeft dat gesprek op je gehad? Deed het iet met relatie? Of met inhoud? Of beide?

Slide 22 - Tekstslide

Jouw weg naar binnen
Als je stil bent en bij jezelf naar binnen gaat, wat zie en hoor je dan? Durf je ruimte te geven aan stemmen die je liever niet hoort? Verdriet, boosheid, frustratie?

Verken, inventariseer en geef ruimte aan alle mogelijke gevoelens, interpretaties en stemmen. Erken en begrijp die gevoelens en wat zeggen die over jouw waarden?

 

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht
Kijk eens bij jezelf naar binnen:
- Loop eens door je huis, wat zijn belangrijke voorwerpen, wat is het verhaal erachter en wat maken deze belangrijk voor jou?
- Vraag eens aan een collega wat hem/haar geraakt heeft in deze manier van werken (i.p.v. 'wat vind je ervan'). Zo ontdek je wat er toe doet.
- Welke boeken lees je graag, welke boeken zijn je dierbaar? Wat maakt ze zo dierbaar?
- Welke muziek, teksten, gedichten, beelden of figuren inspireren jou? Wat neem je mee voor jezelf?

Slide 24 - Tekstslide

Waarden
Onderzoek (Schwarz, 1992) laat zien dat er 10 universele waarden zijn die mensen belangrijk vinden:
- plezier
- variatie
- zelfstandigheid
- ontvankelijkheid
- gezamenlijkheid
- gehoorzaamheid
- orde
- structuur
- macht
- resultaat

Christelijke deugden
- verstandigheid
- rechtvaardigheid
- matigheid
- moed
- geloof
- hoop
- liefde

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht
  • Als je naar de waarden en deugden op de vorige dia kijkt, Welke spreken je aan en welke niet? Welke herken je in je werk?
  • Wat brengen bepaalde waarden of deugden jou?
  • Welke waarde zou je graag verder ontwikkelen in je werk?
  • In welke waarde ben je voor collega's, medestudenten en leerlingen een rolmodel?
  • Hoe merken collega's welke waarden belangrijk voor je zijn?
  • Wanneer komen waarden aan de orde op je werk?
  • Welke waarden zie je graag terug in de organisatie?
  • Op welke manier is er binnen je werk/organisatie aandacht voor wat er (voor jou) toe doet ?

Slide 26 - Tekstslide

Drijfveren
Gaat om een intrinsieke wens om jezelf en iets in beweging te zetten.  Bij de drijfveer om het beste uit jezelf te willen halen (zelfrealisatie) gaat het om het worden wie je bent, bij de  drijfveer vanuit inhoudelijke nieuwsgierigheid ligt de focus op de wens inhoudelijk van betekenis te zijn en bij de  drijfveer om bij te dragen aan de maatschappij gaat het om anderen vooruit helpen. Er is geen scherpe grens tussen de drie typen drijfveren: een professional bijvoorbeeld, wil het beste uit zichzelf halen en iets toevoegen aan zijn vak, maar zal zich ook afvragen of de klant/samenleving daar beter van wordt.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Wat zijn jouw drijfveren, wat geeft jou energie?
Zijn je drijfveren in de loop der tijd veranderd?
Wat heeft die verandering veroorzaakt?

Slide 28 - Tekstslide

Talenten
Tegenwoordig is het belangrijk inzicht te hebben in je talenten of kernwaarden. Organisaties vinden het belangrijk dat werknemers kunnen verwoorden hoe ze zelf willen en kunnen bijdragen. Het is dus zaak je talenten te kennen.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht
Op internet zijn veel overzichten te vinden van (kern)kwaliteiten, talenten en deugden. die kun je gebruiken voor deze opdracht, je kan er ook voor kiezen om het overzicht op de volgende dia te gebruiken.

Welke kwaliteiten heb jij en kun je die goed kwijt in je werk of niet? Als je het lastig vindt om je eigen kwaliteiten te benoemen, vraag dan eens een collega welke kwaliteiten hij bij jou herkent. Maak een top 3 van je kwaliteiten.

Slide 30 - Tekstslide

kwaliteiten (Peterson en Seligman (2004)
wijsheid en kennis
moed
menselijkheid
rechtvaardigheid
transcedentie
gematigdheid
creativiteit
lef
liefde
medemenselijkheid
waardering voor schoonheid en perfectie
vergevingsgezindheid
nieuwsgierigheid
bestendigheid
vriendelijkheid
eerlijkheid
humor
nederigheid
open van geest
integriteit
sociale intelligentie
leiderschap
spiritualiteit
met beleid handelen
liefde voor leren
energiek
dankbaarhied
zelfregulering
perspectief (wijze uil)
hoop

Slide 31 - Tekstslide

Bronnen
Goleman, D., & Boyatzis, R. (2008, 86 (9)). Social intelligence and the biology of leadership. Harvard Business Review, pp. 74-81.
James, W. (1890). The Principles of Psychlogy. New York: Henry Holt & Co.
Ruijters, M. C., & Simons, R.-J. (sd). Je binnenste buiten, over professionele identiteit in organisaties.
Ruijters, M., Luin, G. v., & Wortelboer, F. (2019). Mijn binnenste buiten. Werken aan je professionele identiteit. Amsterdam: Boom uitgevers.
Scharmer, O. (2009). Theory U. Leiding vanuit de toekomst die zich aandient. . Zeist: Christofoor.
Schwarz, S. (1992). Universls in the content and structure of values-theoretical advances and empirical tests in 20 countries. Advances in Experimental Social Psychology.


Slide 32 - Tekstslide