Schrijven 3.5, 4.5 en 5.5 - 3 basis

Schrijven 3.5, 4.5 en 5.5
kader 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 3.5, 4.5 en 5.5
kader 

Slide 1 - Tekstslide

Theorie schrijven 3.5

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Is deze zin actief geformuleerd?

Leerlingen hebben deze reacties geschreven op de schoolwebsite.
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Is deze zin actief geformuleerd?

Er worden kinderen door andere kinderen gepest vanwege hun kleding.
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Is deze zin actief geformuleerd?

Door de leerlingenraad werd het voorstel voor een schooluniform afgekeurd.
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Is deze zin actief geformuleerd?

De mentor heeft de hele klas uitgenodigd voor de WhatsAppgroep.
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Formuleer deze zin actief:

Er wordt niet goed opgelet door de leerlingen.

Slide 8 - Open vraag

Formuleer deze zin actief:

Jassen in de klas moeten verboden worden.

Slide 9 - Open vraag

Formuleer deze zin actief:

De tafels worden schoongemaakt door de schoonmakers.

Slide 10 - Open vraag

Theorie schrijven 4.5

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Bij een instructie wordt de informatie stap voor stap gegeven.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Bij een instructie zijn de stappen aangegeven met een streepje, cijfer of bolletje.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij een instructie beginnen de stappen met een zelfstandig naamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Bij een instructie zijn de zinnen lang.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Bij een instructie worden signaalwoorden van volgorde gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

eerst, dan, vervolgens, ten slotte

zijn signaalwoorden van
A
opsomming
B
volgorde en tijd

Slide 19 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:

Wat moet je doen als de printopdracht niet uit de printer komt?
Je moet dan ... de computer opnieuw opstarten.
A
eerst
B
vervolgens
C
daarna
D
terwijl

Slide 20 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:

... je wacht tot de computer is opgestart, kijk je of de computer voldoende stroom heeft.
A
eerst
B
vervolgens
C
daarna
D
terwijl

Slide 21 - Quizvraag

Theorie schrijven 5.5

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Een goede activerende tekst is lang.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het doel van een oproep?
A
mensen overtuigen van jouw mening
B
mensen overhalen om iets te gaan doen

Slide 26 - Quizvraag

Een oproep moet enthousiast geschreven zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Een oproep moet een pakkende titel of slogan hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Een argument moet lang zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

In een argument geef je aan wat jouw mening is.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag

Met een argument wil je de lezer overhalen om iets te gaan doen.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag