Nationale bijentelling

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp: Nationale Bijentelling
Lesdoel: Je leest de tekst actief aan de hand van
sleutelvragen. Je weet wat verwijswoorden zijn en kan bepalen
waarnaar deze woorden in de tekst verwijzen.
Leesdoel: Na het lezen weet je wat de Nationale Bijentelling
inhoudt en waarom deze telling gehouden wordt. Ze weet ook waarom bijen belangrijk zijn voor de mens.





Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent het woord ‘nationaal’?
A
een poeder dat op bloemen zit
B
het deel van een bloem dat stuifmeel opneemt
C
planten die op het land groeien en voedsel zijn voor mensen
D
van één bepaald land

Slide 3 - Quizvraag

Ken je ook nationale tellingen van andere dieren? Welke?

Slide 4 - Open vraag

Heb je zelf al iets gezien, gehoord of gelezen over de Nationale Bijentelling?
ja
nee

Slide 5 - Poll

Actief lezen
• Lees steeds een stukje van de tekst. Stel jezelf vragen tijdens het lezen. Let op verwijswoorden. En controleer steeds of je begrijpt wat je leest. Vat na het lezen van een stukje het stukje samen.
• Maak aantekeningen in de tekst, of schrijf ze op het werkblad dat je krijgt.
• Let ook op woorden die je niet (goed) kent. Onderstreep deze in de tekst.
• Lees bij ieder stukje de sleutelvraag die bij het stukje hoort. Bedenk het antwoord. 




Slide 6 - Tekstslide

INLEIDING

Waarom wordt de Nationale Bijentelling gehouden?

Slide 7 - Open vraag

358 SOORTEN BIJEN

Welke bijen worden meestal door imkers gehouden?

Slide 8 - Open vraag

LEGE WINKELWAGEN ZONDER BIJEN

Waarom zijn bijen belangrijk voor mensen?

Slide 9 - Open vraag

LEGE WINKELWAGEN ZONDER BIJEN

Leg uit wat het kopje ‘Lege winkelwagen zonder bijen’ betekent.

Slide 10 - Open vraag

LEEFGEBIED STEEDS KLEINER

Hoe komt het dat bijen het zwaar hebben in Nederland? Noem twee redenen.

Slide 11 - Open vraag

HELPEN

Welke manieren om bijen te helpen worden genoemd in dit stukje?

Slide 12 - Open vraag

1. In regel 3 staat: En dat is belangrijk, want met een groot aantal soorten bijen gaat het niet goed. Waarnaar verwijst dat?
A
naar ‘Nederland zoemt voor de vijfde keer’ (regel 1)
B
naar ‘iedereen kan een half uurtje bijen tellen’ (regel 2)
C
naar ‘meer over wilde bijen te weten komen’ (regel 3)

Slide 13 - Quizvraag

2. In regel 8 staat: Dat zijn honingbijen. Waarnaast verwijst Dat?

Dat verwijst naar ___________________________________________ (regel __ ).

Slide 14 - Open vraag

3. In regel 17-18 staat: Zij zorgen ervoor dat we fruit zoals kersen, appels, peren, bramen en frambozen kunnen eten.
Zij verwijst naar…

A
onze voedingsgewassen (regel 16)
B
bijna alle planten waar wij van eten (regel 16-17)
C
bijen (regel 17)

Slide 15 - Quizvraag

4. In regel 22-23 staat: Voor de honingbij komt dat vooral door een beestje uit Azië. Waarnaar verwijst dat? Schrijf op:

____________________________________________________________________

Slide 16 - Open vraag

HONINGBIJ
Vrij grote, donkerbruine bij, vaak met gedeeltelijk oranje achterlijf. Op het achterlijf zijn grijswitte bandjes te zien die in het midden niet onderbroken zijn. Van gelijkende bijensoorten te onderscheiden door de behaarde ogen, de geheel donkere poten en de grijswitte bandjes op het achterlijf.
A
B
C

Slide 17 - Quizvraag

ROODGATJE
Vrouwtje met oranjebruin behaard borststuk en glimmend zwart achterlijf met oranjerode achterlijfspunt; achterschenen oranje.
A
B
C

Slide 18 - Quizvraag

ROSSE METSELBIJ
Vrij grote, breedgebouwde bij met dichte beharing en zwakke metaalglans. Vrouwtje met zwart behaarde kop en uiteinde achterlijf, lichtbruin borststuk. Voorste helft achterlijf rossig (=rood) behaard, buik met dichte rode beharing.
A
B
C

Slide 19 - Quizvraag