• Lees steeds een stukje van de tekst. Stel jezelf vragen tijdens het lezen. Let op verwijswoorden. En controleer steeds of je begrijpt wat je leest. Vat na het lezen van een stukje het stukje samen.
• Maak aantekeningen in de tekst, of schrijf ze op het werkblad dat je krijgt.
• Let ook op woorden die je niet (goed) kent. Onderstreep deze in de tekst.
• Lees bij ieder stukje de sleutelvraag die bij het stukje hoort. Bedenk het antwoord.