UITZONDERING: Schrijf geen -t als het werkwoord vóór het onderwerp van de tweede persoon je of jij staat.
Antwoord jij?
Hark jij veel in de tuin?
toch met -t
- Harkt je zoon vaak? (niet je maar je zoon is onderwerp in deze zin)
Slide 8 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Verleden tijd
Haal van het hele werkwoord -en af (je behoudt dus de stam)
Zit de laatste letter in 'tsexy fokschaap(/t/, /k/, /f/, /s/, /ch/, /p/,/x/) of de stemloze medeklinker /sj/zoals in lunchen?
Ja? Schrijf in de verleden tijd stam + te(n) Bv. ik harkte, jij kaartte, zij douchten
Nee? Schrijf in de verleden tijd stam + de(n) Bv. ik antwoordde, jij dweilde, jullie gromden
Slide 9 - Tekstslide
Regelmatige werkwoorden
Voltooid deelwoord
Voeg de uitgang -t aan de stamtoe als de verleden tijd eindigt op -te(n). Voeg de uitgang -d toe als de verleden tijd eindigt op -de(n).
Bv. ik heb geharkt (zoals ik harkte), ik heb gekaart (zoals ik kaartte) Bv. ik heb gedweild (zoals ik dweilde), dat is gebeurd (zoals het gebeurde)
Voeg geen extra -t of -d toe als de stam al eindigt op een -t of -d. Bv. jij hebt geantwoord
Slide 10 - Tekstslide
Instructies oefeningen
Neem jullie spellingsschrift C, p.87 (Thema 8 - les 5)
Oefening 1: maken we samen in de klas
Oefening 2: 1-3 maken we samen in de klas, 4-15 maak je alleen.
Oefening 3: Maak je alleen
Oefening 4: Maak je alleen Iedereen maakt oefening 1 tot en met 4. Klaar? Vraag de verbetersleutel aan de juf en verbeter je oefeningen. Niet tijdig klaar? Werk/verbeter de oefening thuis verder (af).