In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vorige les
Produceren
Toegevoegde waarde
Bedrijfskolom
Productiesectoren
Productiekosten
Kostprijs
Slide 1 - Tekstslide
§4.2 Wat levert het op?
2 MAVO
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
1. Doelen vandaag
2. Terugblik §4.1
3. Instructie §4.2
4. Werken aan §4.2
5. Reflectie & huiswerk
Slide 3 - Tekstslide
Doelen vandaag
Je weet wat een ondernemer is
Je kent de drie productiefactoren en kunt uitleggen wat investeren is
Je weet wat concurrenten zijn
Je kunt winst berekenen
Je weet wanneer een bedrijf verlies maakt
Slide 4 - Tekstslide
Opgave bespreken
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Ondernemer
Een ondernemer verdient zijn inkomen met een eigen bedrijf.
Slide 7 - Tekstslide
Productiefactoren
Slide 8 - Tekstslide
Concurrenten
Concurrenten zijn bedrijven die dezelfde soorten producten verkopen.
Bijvoorbeeld smart phones:
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren
Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren.
Slide 11 - Tekstslide
kosten < opbrengst = winst
kosten > opbrengst = verlies
Faillissement is mogelijk
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeld
Jan verkoopt 50 schoenen voor €30. Hij heeft huurkosten van €100 en €10 aan inkoopkosten. Bereken de winst
Opbrengsten = 50 x 30 = €1.500
Kosten = 50 x €10 + 100 = €600
Winst = €1.500 - €600 = €900
Slide 13 - Tekstslide
In oefening
We gaan op koningsdag limonade verkopen. We verkopen deze voor €1,50 per glas. In totaal verkopen we 228 glazen. De inkoopkosten zijn €0,40 per glas. Verder kost het huren van het kraampje €125,- Wat is de totale winst/verlies van deze dag?
Slide 14 - Tekstslide
keuze
Samen opgave 30 maken daarna aan de slag met huiswerk
of
Aan de slag met de opgaven 20, 21, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 31 & 33