Grammar unit 1

Good afternoon
Let's see how well you know grammar unit 1!
Present simple
Present continuous
Possessives
Conjunctions
Used to

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Good afternoon
Let's see how well you know grammar unit 1!
Present simple
Present continuous
Possessives
Conjunctions
Used to

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
SHIT-regel
B
hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
C
Hele werkwoord
D
Werkwoord + -ed

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
welke zin is present simple?
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Present Simple:
Kies een voorbeeld van de present simple.
A
He travels to work four times a week.
B
He travelled to work four times a week.
C
He is travelling to work.
D
He has travelled to work.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:
welke zin is present simple?
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 5 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present Continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 7 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
She walks from the car park to the shopping centre.
B
She had been walking from the car park to the shopping centre.
C
She was walking from the car park to the shopping centre.
D
She is walking from the car park to the shopping centre.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
I am going to be waiting at the crossroads.
B
I was waiting at the crossroads.
C
I am waiting at the crossroads.
D
I will be waiting at the crossroads.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which "Possessive"
is CORRECT?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which possessive
is correct?
A
The Queens' dogs
B
The Queen's dogs

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which possessive
is correct?
A
I drove in my bosses car.
B
I drove in my boss' car.
C
I drove in my boss's car.
D
I drove in my boss car.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste possessive
A
my brother's glasses
B
my brothers's glasses
C
The glasses of my brother

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive
Which is correct?
A
New York's streets
B
New York its streets
C
New Yorks' streets
D
The streets of New York

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which possessive is
CORRECT?
A
My parent's sailboat is blue.
B
My parents's sailboat is blue.
C
My parents' sailboat is blue.
D
The sailboat of my parents is blue.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which "Possessive" is CORRECT?
A
Bobs' bedroom is small.
B
Bob's bedroom is small.
C
Bobs bedroom is small.
D
Bobs's bedroom is small.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which possessive
is correct?
A
This is George's office.
B
This is Georges office.
C
This is George' office.
D
This is Georges's office.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Possessive
Which is correct?
A
A person's clothes.
B
A persons clothes.
C
A persons's clothes.
D
A persons' clothes.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Used to' wordt gebruikt bij gebeurtenissen in de ...
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomstige tijd

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebruik je used to?
A
Used to + hele werkwoord.
B
Het hele werkwoord
C
used to + niks

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctions gebruik je om
A
zinnen vragend te maken
B
zinnen samen te voegen
C
zinnen in voltooide tijd te zetten
D
zinnen in verleden tijd te zetten

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What are some English conjunctions?
(voegwoorden)
A
For, And, Or
B
At, Near, Between
C
A, An, The

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct conjunction.

Is it Thursday _____ Friday today?

A
or
B
and
C
but
D
because

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Conjunctions (linking words)
Keep quiet _____ go outside.
A
And
B
Because
C
Unless
D
Or

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What are
Conjunctions?
A
Voegwoorden
B
Bezittingen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies