V5 Futur simple

Le futur simple
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Le futur simple

Slide 1 - Tekstslide

Futur simple = toekomende tijd

ik zal werken
jij zal fietsen
hij zal lopen
wij zullen eten
zij zullen kopen

Slide 2 - Tekstslide

Futur simple - toekomende tijd
- Beschrijft de gebeurtenis in de (verre) toekomst
- In NL gebruik je hulpwerkwoord ZULLEN maar er is geen ww. zullen in het Frans
- Voor regelmatige werkwoorden is de regel: 
HELE WERKWOORD + UITGANG van AVOIR

Let op dat het werkwoord altijd op een R dient te eindigen.

Slide 3 - Tekstslide

Futur simple
Hele ww
Uitgang
Futur simple
Je
manger
-ai
Je mangerai
Tu
manger
-as
Tu mangeras
Il / Elle / On
manger
-a
Il mangera
Nous
manger
-ons 
Nous mangerons
Vous
manger
-ez
Vous mangerez
Ils / Elles
manger
-ont
Ils mangeront

Slide 4 - Tekstslide

Le futur simple
Onregelmatige werkwoorden hebben een onregelmatige futur simple. 
Deze stam van de futur simple moet je dus uit je hoofd leren.

Slide 5 - Tekstslide

Onregelmatige ww.
Werkwoord
stam
être
ser
je serai, tu seras .... 
avoir
aur
j'aurai, tu auras ...., ils auront, ...
faire
fer
je ferai, tu feras, ..., nous ferons, ..... 
aller
ir
j'irai, tu iras, Il ira, .... vous irez, ..... 
pouvoir
pourr
je pourrais, tu pourras, il pourra, ... ils pourront
vouloir
voudr
je voudrai, tu voudras, ...
venir
viendr
je viendrai, tu viendras, il viendra, ...
devoir
devr
je devrai, tu devras, ... nous devrons
envoyer
enverr
j'enverrai, tu enverras, ...
voir
verr
je verrai, tu verras, il verra, nous verrons, ...

Slide 6 - Tekstslide

Futur simple

être
A
Tu seras à la maison
B
Tu serais à la maison
C
Tu es à la maison
D
Tu as été à la maison

Slide 7 - Quizvraag

futur simple:
hij zal zijn
A
il sera
B
il aura
C
il ira
D
il voudra

Slide 8 - Quizvraag

Futur simple:
ik zal doen
A
Je voudrai
B
j'irai
C
je pourrai
D
je ferai

Slide 9 - Quizvraag

futur simple
jullie zullen hebben
A
vous aurez
B
vous serez
C
vous ferez
D
vous regarderez

Slide 10 - Quizvraag

futur simple
zij zullen doen
A
ils ferront
B
ils ferons
C
ils enverront
D
ils feront

Slide 11 - Quizvraag

futur simple
wij zullen gaan
A
nous serons
B
nous aurons
C
nous irrons
D
nous irons

Slide 12 - Quizvraag

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 13 - Sleepvraag

Futur simple
choisir: vous

Slide 14 - Open vraag

futur simple
perdre: tu

Slide 15 - Open vraag

futur simple
dormir: on

Slide 16 - Open vraag

futur simple
attendre: ils

Slide 17 - Open vraag

futur simple
porter: je

Slide 18 - Open vraag