Pincode paragraaf 7.4: Eerlijk zullen we alles delen?

Pincode paragraaf 7.4: Eerlijk zullen we alles delen?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Pincode paragraaf 7.4: Eerlijk zullen we alles delen?

Slide 1 - Tekstslide

Ontwikkelingssamenwerking

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
- Je weet wat ontwikkelingssamenwerking is.
- Je weet welke verschillende soorten hulp ontwikkelingslanden krijgen.
- Je kunt uitleggen hoe je zelf ontwikkelingslanden kunt helpen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat vinden jullie? Moet het budget voor ontwikkelingssamenwerking omhoog of omlaag?
A
Omhoog
B
Omlaag

Slide 5 - Quizvraag

Ontwikkelingssamenwerking
Rijke landen proberen arme landen te helpen.

Hulpverlening om de welvaart in ontwikkelingslanden te vergroten, noem je ontwikkelingssamenwerking.

Slide 6 - Tekstslide

De hulp van rijke landen aan ontwikkelingslanden noem je ontwikkelingssamenwerking. Wat wordt hiermee vergroot?
A
De armoede in arme landen
B
De welvaart in arme landen
C
De armoede in rijke landen
D
De welvaart in rijke landen

Slide 7 - Quizvraag

Meisjes
- De situatie van jongens en meisjes verschilt in ontwikkelingslanden.

- 66 miljoen meisjes
gaan niet naar school

- Zonder opleiding zijn meisjes gevangen in een cirkel van armoede

Slide 8 - Tekstslide

Welke drie gevaren lopen meisjes in ontwikkelingslanden?

Slide 9 - Open vraag

Soorten hulp
Er zijn twee soorten hulp voor ontwikkelingslanden.

Noodhulp: dit is hulp in noodsituaties (korte termijn)

Structurele hulp: dit is hulp om ontwikkelingslanden
economisch zelfstandig te laten worden (lange termijn).

Slide 10 - Tekstslide

Noodhulp
Je kent vast wel acties waarbij geld ingezameld wordt als er ergens een aardbeving of andere ramp geweest is. 

Ontwikkelingslanden zijn te arm om dan zelf hun bevolking te helpen.

In noodsituaties zoals bij natuurrampen, hongersnood of een oorlog krijgen ze vaak noodhulp van rijke landen. 

Voorbeelden: voedsel en onderdak

Slide 11 - Tekstslide

Structurele hulp
Voor de langere termijn kun je ontwikkelingslanden beter helpen om economisch zelfstandig te worden. Dat noem je structurele hulp. 

Voorbeelden:
• onderwijs aan kinderen en volwassenen
• het inenten van jonge kinderen tegen ziekten 
• het bouwen van hygiënische sanitaire voorzieningen

Slide 12 - Tekstslide

Welke acties ken jij die geld inzamelen voor ontwikkelingslanden?

Slide 13 - Open vraag

Nederland
Nederland steunt sommige ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld met:

• materialen, zoals landbouwmachines en
waterinstallaties.

• opleidingen waarin mensen leren hoe ze de
gezondheidszorg kunnen verbeteren.

• hulp aan bedrijven in die landen.

Slide 14 - Tekstslide

Zijn deze vormen van hulp die Nederland geeft noodhulp of structurele hulp? Leg uit.

Slide 15 - Open vraag

Nederland heeft een nationaal inkomen van € 688 miljard. Daarvan besteedt ons land per jaar 0,7% aan ontwikkelingssamenwerking.

Bereken hoeveel miljard ons land aan ontwikkelingssamenwerking besteedt.

Slide 16 - Open vraag

Berekening
688 : 100 x 0,7 = 4,816 miljard

Voluit is dat 4 816 000 000



=> een miljard heeft 9 nullen

Slide 17 - Tekstslide

Zelf helpen
Op verschillende manieren kun je zelf ontwikkelingslanden helpen:

- Je kunt geld geven aan hulporganisaties zoals Unicef.

- Ook kun je fairtradeproducten kopen. 

Fair trade = eerlijke handel. 

Boeren uit ontwikkelingslanden krijgen bij Fairtrade een betere prijs voor hun producten. Daarmee kunnen ze hun leefomstandigheden verbeteren.

Slide 18 - Tekstslide

Kennen jullie dit Fairtrade-logo al?
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Kopen jullie zelf wel eens producten met een Fairtrade-logo?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Leg uit waarom je mensen in ontwikkelingslanden helpt door producten van Fairtrade te kopen.

Slide 21 - Open vraag

De Fairtrade bananen zijn duurder dan gewone bananen. Hoe komt dat volgens jou?

Slide 22 - Open vraag

Kader/GL
De leerlingen met K/GL maken ook de volgende opdrachten. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Bedrijven die proberen slavernij tegen te gaan, krijgen het fairtradekeurmerk. Maar toch zijn er nog altijd landen waar kinderen als slaaf moeten werken.

Omschrijf in je eigen woorden hoe het leven van een kindslaaf eruitziet.

Slide 25 - Open vraag

Welk verschil is er volgens jou tussen kinderarbeid en kinderslavernij?

Slide 26 - Open vraag

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 27 - Open vraag

Wat vond ik lastig?

Slide 28 - Open vraag

Aan de slag!
- Maak nu paragraaf 7.4 in het werkboek op blz. 112-116 (K/GL maken ook blz. 117)
- Maak foto's van je gemaakte werk en lever dit in via classroom

Klaar => maak een keuze
- Herhalingsopdrachten (paragraaf 7.4 op blz. 129)
- Plusopdrachten (paragraaf 7.4 op blz. 131)

Slide 29 - Tekstslide