2H - ch. 2 bron C - poser une question

Vendredi le 25 novembre 
2Hb, cours 3 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vendredi le 25 novembre 
2Hb, cours 3 

Slide 1 - Tekstslide

CH. 2 - bron C - poser une question
  • In het Frans kun je op twee manieren vragen stellen, met vraagwoord en zonder vraagwoord. 

Slide 2 - Tekstslide

CH. 6 - poser une question
Zonder vraagwoord 
1. Als een gewone zin, maar vragend uitgesproken 
  • Tu as une soeur?
2. Est-ce que + gewone zin 
  • Est-ce que tu as une soeur? 
3. Inversie (persoonsvorm en onderwerp omdraaien)
  • As-tu une soeur? 

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
Bij optie 3 (de inversie), als er een klinkerbotsing is, dan krijg je een extra -t. 
Bijvoorbeeld: elle a des problèmes?
A-t-elle des problèmes? 

Slide 4 - Tekstslide

Welke vraagwoorden ken je in het Nederlands?

Slide 5 - Open vraag

CH. 2 - bron C - poser une question
Met vraagwoord
1. Gewone zin + vraagwoord
  •  Nous allons à Paris quand?
2. Vraagwoord + est-ce que + gewone zin
  •  Quand est-ce que nous allons à Paris?
3. Vraagwoord + inversie
  • Quand allons-nous à Paris?



Slide 6 - Tekstslide

Vraagwoorden in het Frans
- où - waar
- quand - wanneer
- comment - hoe
- combien - hoeveel
- pourquoi - waarom
- qui - wie
- qu'est-ce que - wat 

Slide 7 - Tekstslide

waar 
wanneer
hoe
hoeveel
waarom
wie 
wat 
où 
quand
comment
combien
pourquoi
qui
qu'est-ce que 

Slide 8 - Sleepvraag

(waarom) est-ce qu'elle est végétarienne?
A
B
pourquoi
C
combien
D
comment

Slide 9 - Quizvraag

(wanneer) est-ce que tu fais du sport?
A
pourquoi
B
quand
C
qui
D
comment

Slide 10 - Quizvraag

(wat) vous mangez?
A
combien
B
pourquoi
C
comment
D
qu'est-ce que

Slide 11 - Quizvraag

(hoe) vous allez à l'école?
A
comment
B
combien
C
qui
D
qu'est-ce que

Slide 12 - Quizvraag

(wie) t'aide pour tes devoirs?
A
comment
B
quand
C
qui
D
combien

Slide 13 - Quizvraag

(waar) est-ce que tu vas quand tu es malade?
A
combien
B
comment
C
D
qu'est-ce que

Slide 14 - Quizvraag

Faire des exercices 
Quoi? Faites les exercices 13cd + 14bcde
Comment? Avec ton/ta voisin(e)
Combien de  temps? 15 minutes
Aide? Moi ou ton cahier
Fini? Apprendre le vocabulaire A + B 

Slide 15 - Tekstslide