Signaalwoorden en tekstverbanden (§2.2 + §3.2)


Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas,
doe je jas en oortjes uit,
pak je spullen op tafel....

Dan kunnen we beginnen.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Welkom!

Doe je telefoon in de telefoontas,
doe je jas en oortjes uit,
pak je spullen op tafel....

Dan kunnen we beginnen.

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?
Signaalwoorden en tekstverbanden (uit §2.2 + §3.2)

  • Dit uur: uitleg en samen een opdracht maken
  • Vanmiddag: zelfstandig aan de slag in het boek

Aan het einde van de les: herken je signaalwoorden in een tekst en kun je het bijbehorende tekstverband benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Kennen voor de toets:
Tekstverband
Signaalwoorden
Opsomming
Ten eerste, ook, bovendien, verder
Tegenstelling
Maar, daarentegen, toch, echter, integendeel
Volgorde
Eerste, dan, daarna, vervolgens, ten slotte
Tijd
Voordat, terwijl, tijdens, alvast, later
Voorbeeld
Bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan is, zo, zoals
Reden
Want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk

Slide 3 - Tekstslide

Tijd

Slide 4 - Tekstslide

Tijd
Je hebt drie mogelijkheden met tijd:
1. .....
2. .....
3. .....

Slide 5 - Tekstslide

Tijd
Je hebt drie mogelijkheden met tijd:
1. ervoor
2. tegelijkertijd
3. erna

Slide 6 - Tekstslide

Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
     uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.

Slide 7 - Tekstslide

Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
     uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.

Slide 8 - Tekstslide

Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
     uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.

Slide 9 - Tekstslide

Tijd
1. Terwijl ik de aardappels schil, kookt Manuel de groenten.
2. Er was iemand binnengekomen nadat het licht was
     uitgegaan.
3. Ik koop nooit iets voordat ik weet wat het kost.

Slide 10 - Tekstslide

Volgorde

Slide 11 - Tekstslide

Volgorde
Bij bepaalde zaken kun je aangeven in welke volgorde 
het gebeurt.

Slide 12 - Tekstslide

Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.

Slide 13 - Tekstslide

Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.

Slide 14 - Tekstslide

Volgorde
1. Als mijn wekker gaat ga ik altijd eerst douchen.
2. Vervolgens ga ik ontbijten en ten slotte pak ik mijn tas in.

Slide 15 - Tekstslide

Tegenstelling

Slide 16 - Tekstslide

Tegenstelling
Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd.

Slide 17 - Tekstslide

Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in 
     de bergen.

Slide 18 - Tekstslide

Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in 
     de bergen.

Slide 19 - Tekstslide

Tegenstelling
1. Hoewel Buienradar regen voorspeld had, bleef het droog.
2. Zij gaat altijd naar het strand, maar hij gaat liever wandelen in 
     de bergen.

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeldgevend
Bij iets wat je zegt of schrijft, kun je een voorbeeld geven.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen, 
    bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals
     maar, toch en hoewel.

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen, 
    bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals
     maar, toch en hoewel.

Slide 24 - Tekstslide

Voorbeeldgevend
1. Er zijn allerlei dingen die je voor zieke mensen kunt doen, 
    bijvoorbeeld de hond uitlaten.
2. Een tegenstelling kun je aangeven met signaalwoorden, zoals
     maar, toch en hoewel.

Slide 25 - Tekstslide

Reden

Slide 26 - Tekstslide

Reden
Een verklaring waarom iets is zoals het is (toestand)
of waarom iets gebeurt (gebeurtenis).

Slide 27 - Tekstslide

Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen 
    winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen 
     in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.

Slide 28 - Tekstslide

Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen 
    winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen 
     in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.

Slide 29 - Tekstslide

Reden
1. Mensen doen aan wedstrijdsport, omdat ze graag willen 
    winnen.
2. Vanwege de zware sneeuwval zijn verschillende bergpassen 
     in de Oostenrijkse Alpen afgesloten.

Slide 30 - Tekstslide

Opsomming

Slide 31 - Tekstslide

Opsomming
Woorden, groepjes woorden of zinnen worden aaneengeschakeld.

Slide 32 - Tekstslide

Opsomming
1.  Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012
     in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt
     hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast
     is hij heel erg beleefd.

Slide 33 - Tekstslide

Opsomming
1.  Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012
     in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt
     hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast
     is hij heel erg beleefd.

Slide 34 - Tekstslide

Opsomming
1.  Ben jij zo iemand die rood haar en ontelbare sproeten heeft?
2. Epke Zonderland won op de Olympische Zomerspelen in 2012
     in Londen goud op de rekstok. Niet alleen die prestatie maakt
     hem speciaal. Hij is ook een sympathieke jongen. Daarnaast
     is hij heel erg beleefd.

Slide 35 - Tekstslide

Welke is nog lastig?
Tijd
Volgorde
Tegenstelling
Voorbeeld
Reden
Opsomming

Slide 36 - Tekstslide


Zelfstandig aan de slag in je boek

§2.2 (blz. 58) opdracht 11 en 12

Klaar? Steek je vinger op, dan kom ik je werk checken...
Als ik akkoord geef, dan mag je alvast pauze gaan houden.

Slide 37 - Tekstslide