4.6 herhaling

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Teams maken: 2 teams van 11 mensen

Huiswerk nakijken
Herhalen wat we tot nu toe hebben geleerd
Filmpje

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Je hebt 5 minuten om je huiswerk te leren
Daarna doe je je boeken dicht en leg je ze weg

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nu krijgt iedereen een vel papier en die vouw je in drieën. 

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken
Nu krijgt iedereen een vel papier en die vouw je in drieën. 
Schrijf vervolgens in elk hokje: A, B of C

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

1 tegen 100
Je krijgt straks allemaal meerkeuze vragen over het huiswerk
Je blaadje waar je A, B en C op hebt geschreven zijn je antwoord mogelijkheden.

Denk je dus dat een antwoord 'A' is steek je die kant van het blaadje in de lucht. 

Slide 7 - Tekstslide

1 tegen 100
Heb je een antwoord fout, moet je gaan zitten en kan je niet meer mee doen.
Het zijn straks 8 vragen en de hoeveelheid mensen die nog staan per team, zijn het aantal punten voor dat team

Het team met de meeste mensen die nog staan krijgen een voordeel

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 1
Hoe heet paragraaf 4.6?

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 1
Hoe heet paragraaf 4.6?

A: Allemaal burgers
B: Nederland verandert
C: Migratie gaat niet vanzelf

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 1
Hoe heet paragraaf 4.6?

B: Nederland verandert

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 2
Wat betekend het begrip emancipatie?

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 2
Wat betekend het begrip emancipatie?

A: Streven naar gelijke rechten en gelijke behandeling
B: Vrouwen aan de macht en mannen gaan voortaan voor de kinderen zorgen
C: Cultuurgroepen die zich wederzijds aanpassen

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 2
Wat betekend het begrip emancipatie?

A: Streven naar gelijke rechten en gelijke behandeling


Slide 14 - Tekstslide

Vraag 3
Wat zorgde voor de culturele diversiteit in de jaren '50 in Nederland?

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 3
Wat zorgde voornamelijk voor de culturele diversiteit in de jaren '50 in Nederland?

A: De migranten
B: De verzuiling
C: Het individualisme

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 3
Wat zorgde voornamelijk voor de culturele diversiteit in de jaren '50 in Nederland?


B: De verzuiling

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 4
Welke reden is onjuist op de vraag: Waarom protesteerde vrouwen niet of nauwelijks in de jaren 50 tegen de wet van hun handelingsonbekwaamheid?

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 4
Welke reden is onjuist op de vraag: Waarom protesteerde vrouwen niet of nauwelijks in de jaren 50 tegen de wet van hun handelingsonbekwaamheid?

A: De vrouwen wisten niet beter
B: De vrouwen werkte te veel om te protesteren
C: Verzet tegen de heersende klasse was niet vanzelfsprekend

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 4
Welke reden is onjuist op de vraag: Waarom protesteerde vrouwen niet of nauwelijks in de jaren 50 tegen de wet van hun handelingsonbekwaamheid?

B: De vrouwen werkte te veel om te protesteren

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 5
De dominante cultuur vroeger was ten opzichte van nu....


Slide 21 - Tekstslide

Vraag 5
De dominante cultuur vroeger was ten opzichte van nu....

A: individualistisch en masculien
B: collectivitsch en feminien
c: collectivistisch en masculien

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 5
De dominante cultuur vroeger was ten opzichte van nu....


c: collectivistisch en masculien

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 6
Draagt individualisering bij aan keuzestress onder jongeren?




Slide 24 - Tekstslide

Vraag 6
Draagt individualisering bij aan keuzestress onder jongeren?

A: Ja, want je krijgt hierdoor meer persoonlijke vrijheid
B: Nee, want jongeren weten heel goed wat zij willen
C: Nee, want jongeren hebben nog geen goed beeld van zichzelf 


Slide 25 - Tekstslide

Vraag 6
Draagt individualisering bij aan keuzestress onder jongeren?

A: Ja, want je krijgt hierdoor meer persoonlijke vrijheid



Slide 26 - Tekstslide

Vraag 7
Welk begrip hoort bij dit citaat: "Vroeger keken we op zondagavond in de woonkamer samen naar Studio Sport. Nu zit iedereen op zijn eigen kamer naar zijn scherm te staren.

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 7
Welk begrip hoort bij dit citaat: "Vroeger keken we op zondagavond in de woonkamer samen naar Studio Sport. Nu zit iedereen op zijn eigen kamer naar zijn scherm te staren.

A: Globalisering
B: Individualisering
C: Nationalisme

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 7
Welk begrip hoort bij dit citaat: "Vroeger keken we op zondagavond in de woonkamer samen naar Studio Sport. Nu zit iedereen op zijn eigen kamer naar zijn scherm te staren.


B: Individualisering

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 8
het begrip 'referentiekader' betekend:

Slide 30 - Tekstslide

Vraag 8
het begrip 'referentiekader' betekend:
A:Alles wat iemand bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.
B:Acceptatie van andere levensovertuigingen, culturen of gedrag.
C:Acceptatie van andere levensovertuigingen, culturen of gedrag.

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 8
het begrip 'referentiekader' betekend:
A:Alles wat iemand bezit aan kennis, ervaringen, normen, waarden en gewoonten.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Het spel: Wie ben ik?

Slide 34 - Tekstslide

Het spel: Wie ben ik?
Telkens gaat er 1 iemand van jullie team met mij mee naar de gang
Hij krijgt een begrip die het team moet zien te achter halen binnen 1 minuut met vragen waar je alleen ja of nee op kan antwoorden. 
Is het begrip binnen 1 minuut geraden dan krijgt het team een punt. 

Slide 35 - Tekstslide


Het spel: Wie ben ik?
timer
1:00

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video