De vakantiefoto's hangen aan de muur in mijn slaapkamer
Tijdens de les Nederlands kan ik gelukkig naast mijn vriendin zitten.
Om acht uur vertrekken we met de bus naar Antwerpen.
Slide 3 - Tekstslide
Opdr. 14
Slide 4 - Tekstslide
Het lidwoord
Staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Slide 5 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord
Gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Ook (eigen)namen zijn zelfstandige naamwoorden
Lars leest een boek van meer dan tweehonderd bladzijden.
Slide 6 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Geeft een kenmerk of eigenschap van een zelfstandig naamwoord aan en staat meestal direct voor het zelfstandig naamwoord.
Deze appel heeft rotte plekken.
Ik wil het nummer van dat mooie meisje.
Slide 7 - Tekstslide
Voorzetsels
Slide 8 - Tekstslide
Voorzetsels
Kun je meestal invullen op de puntjes van een van de volgende woordgroepen: ‘… de kooi’, ‘… het schoolfeest’ of ‘… de kast’. Een voorzetsel staat nooit los in een zin; het is altijd een onderdeel van een zinsdeel.
Zijn de jeugdboeken in de bibliotheek op genre ingedeeld?