VWO 3 - Woordenschat h2

Woordenschat

 

Hoofdstuk 2

 

Stijlfiguren

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat

 

Hoofdstuk 2

 

Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren: eufemisme, understatement, litotes, hyperbool
- Stijlfiguren gebruik je om een gevoelswaarde aan je woorden te geven.

- Met stijlfiguren kun je overdrijven, iets afzwakken of een pijnlijke zaak wat verzachten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Geef bij de volgende quizvragen steeds aan welk stijlfiguur je herkent in de woorden in hoofdletters.

Slide 4 - Tekstslide

'NIET ONAARDIG gedaan', zie mevrouw Ducroo over mijn 9,7 voor Frans.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 5 - Quizvraag

De directie kondigde een BANENREDUCTIE aan.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 6 - Quizvraag

Die film is echt OM JE DOOD TE LACHEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 7 - Quizvraag

Het kost EEN PAAR CENTEN, maar dan heb je ook wat.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 8 - Quizvraag

De overheid moet de komende jaren AFSLANKEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 9 - Quizvraag

Hij heeft GEEN KLAP uitgevoerd voor de proefwerkweek.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 10 - Quizvraag

Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 11 - Quizvraag

'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 12 - Quizvraag

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 13 - Quizvraag

Meneer De Bruin stond NIET ONWELWILLEND tegenover ons voorstel om het proefwerk uit te stellen.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 14 - Quizvraag

Eufemisme

Bij een eufemisme zeg je iets zo dat het minder erg of hard overkomt, maar dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst.


Voorbeeld: Hij is helaas niet meer onder ons.


Je bedoelt: hij is overleden.

Slide 15 - Tekstslide

Understatement

Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. Je zegt dat iets minder mooi, groot of belangrijk is dan in werkelijkheid.


Voorbeeld: Zij heeft wel een paar centen.


Je bedoelt: ze is rijk.

Slide 16 - Tekstslide

Litotes

Een bijzondere vorm van een understatement is de litotes. Daarmee ontken je het tegenovergestelde.


Voorbeeld:  Ze zijn niet onbemiddeld.


Je bedoelt: Ze zijn rijk.


Slide 17 - Tekstslide

Hyperbool

Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool.


Voorbeeld:  Hij barst van het geld. 


Je bedoelt: Hij is rijk.


Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
h.1 WOORDENSCHAT (blz. 21 + 22)
opdr. 1 t/m 3 maken
de theorie leren (deze les)
 

Slide 19 - Tekstslide

Noem drie dingen die je deze les hebt geleerd?

Slide 20 - Open vraag

Wat vind je nog onduidelijk?

Slide 21 - Open vraag