Grammar time

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord hoort in de zin?
I am eating .... apple.
A
the
B
an
C
a

Slide 2 - Quizvraag

the = specific
an= starts with a klinker (vowel)
Meervoud:
men take their (wife) to the theater

Slide 3 - Open vraag

+s 
(f) vs (v) 
medeklinker + (y) vs (ie)
(o) vs (oes)
mice
fish
Sheep

Present simple
She (go) to school.

Slide 4 - Open vraag

 SHIT + s
(s) sound? + es
Irregular verbs -> Teams
klinker end? -> rule
medeklinker end? -> uitzondering
Je hebt het over feiten, gewoonten, zintuigen, 
Present continuous
She (go) to school in 5 minutes.

Slide 5 - Open vraag

sth is happening rn.
'to be' + 'verb' + ing
He is walking
I am walking
Gebruikt dit als je het hebt over wat een poosje aan de gang is, emoties. (you are bothering me)


Past simple
She (go) to school yesterday.

Slide 6 - Open vraag

Iets is in het verleden gebeurd en in het verleden afgelopen.
+ed
irregular verbs


Present perfect
The present perfect tense refers to an action or state that either occurred at an indefinite time in the past (e.g., we have talked before) or began in the past and continued to the present time (e.g., he has grown impatient over the last hour). This tense is formed by have/has + the past participle (verledentijdsvorm)




Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple or Present perfect
Past simple (hele werkwoord +d/ +ed of present perfect (iets is in het verleden gebeurd waar het resultaat nu merkbaar van is) vorm van 'have' en werkwoord +d/ +ed 

Als je niet zeker weet wanneer je wat moet gebruiken:
Vraag jezelf af:
Is het op dit moment aan de gang?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 2.
Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 3.
Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja: present perfect. Nee: past simple (verleden tijd +ed of onregelmatig ww in verleden tijd.)




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

John and Julia (....)
in Amsterdam since 2010.

Slide 9 - Open vraag

Iets is in het verleden gebeurd en still merkbaar. 
Overtreffende trap
She is (clever) than our teacher
A
cleverer
B
more clever

Slide 10 - Quizvraag

vergrotend: -er
overtreffend: - est
Uitzondering:
meer dan 2 lettergreep?
-more ... 
- most ...
Uitzondering:
famous..
Onregelmatig:
Little -> least 
Vertaal:
Net zo warm als gister

Slide 11 - Open vraag

just as... as... .
Adjectives
Bijwoorden zeggen iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord (i)-ly. Een bijwoord geeft ook antwoord op vragen als Hoe? of Hoe vaak. 
always, never, often, regularly


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My aunt plays the piano
(beautiful)

Slide 13 - Open vraag

-ly
Happy-ily
Posessive
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan dat iets van iemand is.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We both like to paint... (onze) nails.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Posessive
my vs mine

Slide 16 - Tekstslide

my bag
that bag is mine
Posessive 's
Bezittelijke s

enkelvouds woorden altijd 's
Meervouds woorden die eindigen op s > alleen ' : my neighbours' lawn .
Namen die eindigen op een s mag je kiezen of 's of





Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My (neighbours) car is brand new.
A
neighbours'
B
neighbour's

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What do you think of the (stewardess) uniform?
A
stewardess's
B
stewardesses

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some any
some en any gebruik je als je het hebt over 'enkele' 'een aantal' of 'wat'.
Some gebruik je in bevestigende zinnen (eindigen op een punt)
any gebruik je in ontkennende zinnen (waar not in staat) en in de meeste vraagzinnen (die eindigen op ?)
VB: I have some books.
I don't have any money
Do you have any pets?
Let op:
In vragen waarin je denkt dat het antwoord 'ja' gaat zijn, gebruik je 'some' in plaats van 'any'.
Ook in vragen waarmee je iemand iets aanbiedt of vraagt of je iets mag lenen gebruik je 'some
in plaast van any'
Voorbeld:
Can I have some water please?
(de serveerder gaat geen nee zeggen)
Do you have some apples for me? (gorcery store)
Would you like some tea or coffee?
(je biedt iemand iets aan)
Can I borrow some money?
(je gaat ervan uit dat diegene geld heeft, anders vraag je het niet)































Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Would you like ... cookies?
A
any
B
some

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zinsvolgorde
De basisstructuur van een Engelse zin is: wie doet wat/wie waar wanneer.
I went to the park yesterday.
Yesterday, I went to the park. Om nadruk te leggen op de tijd kun je het ook vooraan plaatsen.
De manier waarop iets gebeurt staat dan weer voor de plaats. De juiste volgorde van de bepalingen is: manner, place, time.
I worked hard at the office yesterday.

Minder concrete tijdsaanduidingen zoals often, usual, always en never staan voor het hoofdwerkwoord in de zin of direct achter de werkwoordvorm van ‘to be’.
We never play tennis.
He is always ill on Sundays.
We have never seen his girlfriend.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

They (....)
live in France next year. Everything has already been arranged.
A
are going to
B
will

Slide 23 - Quizvraag

Going to = everything has been arranged
will = Promise or guess or hope
Gebiedende wijs
ls je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij iets moet doen, begin je de zin met het hele werkwoord, maar zonder to.

Op deze manier kun je iemand een aanwijzing, bevel of advies geven of iemand waarschuwen:
Cross Victoria Street.
Sit still, please.
Be quiet, please.
Read that book, please.
 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

She (...)
work very hard to pass the test.
A
Must
B
Has to

Slide 25 - Quizvraag

must = uself
has/ have to = someone else 
Punctuation
Susan, my sister, is seventeen years old.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk getal is juist geschreven?
'Our school has about .. students.'
A
2,500
B
2.500

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer wij een , gebruiken gebruiken ze in het Engels een . en andersom.
He was the
He was the ... (2)
person that asked that question today.

Slide 28 - Open vraag

first ( 1st)
twenty- one
four-th
- v -> twelfth
- y -> sixtieth
-five -> fifth
I need to go to the library first and
.... I will go to the supermarket.
A
than
B
then

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They can't find ...
coats anywhere.
A
their
B
there

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkort:
I will-> I'll 
you would-> you'd
He will not -> he won't

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present perfect
(walk) We .... .....
for almost four hours.

Slide 32 - Open vraag

have/has + ww + ed 
have/has + past simple 
have/has + uitzondering
Present perfect
(know) They
.... .....
each other for years.

Slide 33 - Open vraag

have + uitzondering
derde rijtje grammar in teams
past simple of present perfect? 
Je gebruikt de present perfect als de zin iets over het verleden zegt en ook nu nog bezig is of nu nog invloed heeft. ... --> present perfect --> Het is gebeurd (voltooid) en heeft ook nu nog invloed. Om de present perfect te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig: have / has + voltooid deelwoord.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontkennend:
My dad works in the garden every weekend.

Slide 35 - Open vraag

Add 'not' achter het hulpwerkoord. (to be/ have)
of: 
Add a help werkwoord: do/ did/ does.