3.1 grote problemen voor Duitsland

Het interbellum 1918-1939
Hoofdstuk 3: 'Tussen de oorlogen'
Vandaag 3.1A en 3.1B
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het interbellum 1918-1939
Hoofdstuk 3: 'Tussen de oorlogen'
Vandaag 3.1A en 3.1B

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
-Quiz
- Republiek van Weimar in het Interbellum
- opdracht 1, 2, 3, 4, 7 en 9. 
Aan het einde van de les kan/heb ik:
- uitleggen hoe het einde van WOI leidde tot politieke en economische problemen in DSL.
- hoe het Verdrag van Versailles een rol speelde in tot stand komen van het Interbellum.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schuld van de Eerste Wereldoorlog werd beschreven in...
A
Het verdrag van Ventoux
B
Het verdrag van Versailles
C
De Grondwet
D
de Conferentie van Berlijn

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het Verdrag van Versailles werd afgesproken dat
A
Het Duitse leger niet meer dan 1.000 soldaten mocht hebben
B
Duitsland de helft van z'n grondgebied moest afstaan
C
Het Ruhrgebied moest vrij van Duitse soldaten zijn
D
Duitsland geen herstelbetalingen hoefde te betalen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent 'interbellum'
A
periode van rust
B
Tussen oorlog
C
de periode tussen 1914-1945

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het interbellum was van:
A
1914-1939
B
1927-1939
C
1919-19139
D
1918-1939

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Beurskrach houdt in:
A
De economische crisis van 1929
B
De daling van de welvaart
C
De ineenstorting van de aandelenkoers op de beurs van Wallstreet

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het interbellum kwam Hitler op:
A
Niet waar
B
Waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland was in het interbellum een verzuilde samenleving. Welke vier zuilen waren er:
A
Katholieken, protestanten, liberalen en communisten.
B
Katholieken, protestanten, socialisten en liberalen.
C
Protestanten, Katholieken, neutralen en joden.
D
Katholieken en protestanten.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie was de fascistische leider van Italië?
A
Mussolini
B
Berlusconi
C
Franco
D
Salgado

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit weet ik nog niet van het Interbellum en wil ik te weten komen:

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

*Interbellum

  • Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.

  • Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (1919-1938)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

*Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (politiek)
  • Eerste parlementaire democratie in Duitsland: Republiek van Weimar (1919)
  • Volk steunt de regering niet - dolkstootlegende 
  • Verdrag van Versailles is vernederend voor het Duitse volk.
  • DSL mag geen lid worden van Volkenbond. 

Slide 13 - Tekstslide

grote politieke problemen
1) dolkstootlegende
2) verdrag van Versailles, maar niet tekenen niet mogelijk. Bevolking is vernederd.
3) Republiek mag niet samenwerken met andere landen, bijv. in de Volkenbond.
*Duitsland na WOI (economisch)

  • Inflatie 
  • Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen, bezetten Franse troepen het Ruhrgebied om Duitsland te dwingen tot betalen.
  • Duitse arbeiders staken, want ze willen niet voor de Fransen werken. De Duitse Regering steunt de arbeiders, hyperinflatie is het gevolg.
  • VS steunt met het Dawesplan (1924). Werkt, maar dan in 1929:
  • Beurskrach en crisis. 



Franse troepen bezetten Essen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten 
Maak in je leerboek: 1, 2, 3, 4, 7 en 9.

Heb je alles GOED gemaakt en laten controleren door mij? Dan mag je gaan! 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (2)

  • Het vertrouwen in de republiek (democratie) is laag.

  • Verschillende groepen (extreemlinks/extreemrechts proberen de macht te grijpen (staatsgreep) en er is veel politiek geweld (o.a. moorden op politici)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies