Herhaling Chapter 3

Chapter 3 herhaling
Present perfect / Past simple 
Both/ Each/ All/ Every/ None
If/ When
vocabulary
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Chapter 3 herhaling
Present perfect / Past simple 
Both/ Each/ All/ Every/ None
If/ When
vocabulary

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple






ww+ ed/ 2e rijtje
(onregelmatig ww.)


- In het verleden gebeurd, afgelopen.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect






have/ had - ww+ed /3e rijtje (onregelmatig ww.)


- In het verleden begonnen en nu nog aan de gang.
- praten over ervaringen. 
een ervaring hoeft niet doorgegaan te zijn.. (ik heb nog nooit in mijn leven..)
- In het verleden gebeurd en je merkt nu het resultaat.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Both, each, all, every, none

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

If & when
if = 'als' (voorwaarde aangeven)
when = 'toen' of 'wanneer'

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I lived in London two years ago.
I have lived in Liverpool for two years.
Present Perfect
Past Simple

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I learned my lesson this morning. 
I have learned my lesson and will never do that again.
I've waited for the bus for 25 minutes. 
Present Perfect
Past Simple

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ate chips yesterday.
I have eaten chips many times
Present Perfect
Past Simple

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

I lived in California in 2015.
I have lived in California since 2015.
Present Perfect
Past Simple
Het is al afgelopen.
Vroeger begonnen, nu nog zo.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de signaal woorden naar de juiste tijd
Past Simple
Present perfect
for
2015
two months ago
yesterday
since
already

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. ... of the stolen items were returned.
2. The gorilla had a banana in ... hand.
3. ... boys have been arrested for shoplifting
4. The burglar had been in ... room of the house.
5. ... three animals were saved during the fire
all
both
each
every
none

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sorry, but it is ____ of your business.
A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 12 - Quizvraag

Dit zeg je zo.
Sarah wakes up at 7 o’clock ______ day.

A
both
B
every
C
each
D
none

Slide 13 - Quizvraag

Es
My parents will buy me a car (if/when) I turn eighteen.
A
if
B
when

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We'll catch the train (if/when) we leave immediately.
A
if
B
when

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(if/when) it rains tomorrow, we can't have a picnic.
A
If
B
When

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You'll understand what I mean ___ you're older
A
if
B
when

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Press this button ... the door doesn't open
A
if
B
when

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm going to sleep, I'll app you ... I wake up.
A
when
B
if

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You can only go in ... you’ve got your ticket.
A
when
B
if

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vocabulary 
quiz

Slide 21 - Tekstslide

misschien hebben we niet veel met de woorden gedaan, laat ze maar is kijken of ze toch al wat weten. 
build
A
bouw
B
bouwen
C
lichaamsbouw
D
bovenbouw

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Would you) mind?
A
erg vinden
B
ziel
C
gedachten
D
hoofd

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

innocent
A
schuldig
B
onschuldig
C
onderzoeken
D
ongemarkeerd

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

violence
A
viool
B
getuige
C
geweld
D
gewelddadig

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

increase
A
verkleinen
B
beschadigen
C
vergroten
D
onbeschadigd

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(set a) trap
A
trap
B
val
C
vallen
D
stairs

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

foam
A
föhn
B
boete
C
kenmerk
D
schuimrubber

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

theft
A
dief
B
diefstal
C
overval
D
overvaller

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sleeve
A
hoes
B
mouw
C
getatoeerde arm
D
roem

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

feature
A
kenmerk
B
eigenschap
C
verdachte
D
tatoeage

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

court
A
plaats delict
B
misdaad
C
rechtbank
D
zaak

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

offence
A
rechter
B
misdaad
C
overval
D
overtreding

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

victim
A
verdachte
B
ooggetuige
C
handlanger
D
slachtoffer

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

violent
A
gewelddadig
B
geweldig
C
geweld
D
geweldenaar

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

rather than
A
liever dan
B
in plaats van
C
beter dan
D
meer dan

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

handlanger
A
robber
B
vandal
C
accomplice
D
witness

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

apotheek
A
apotheque
B
pharmacy
C
pharmacist
D
apothecy

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

beslissend
A
characteristic
B
crucial
C
justice
D
guilty

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

zakkenroller
A
pickpocket
B
pick pocket
C
pick-pocket

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

sproeten
A
freckels
B
freckles
C
frekkels
D
frackels

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The End

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies