DP2 I dinsdag 12 september

DP2 I
dinsdag 12 september
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 8

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

DP2 I
dinsdag 12 september

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Inhoud
Harris Trump
Werkwoorden
Opwarm-quiz
Anekdote
Interview + verslag

Slide 3 - Tekstslide

                            zijn     wonen     heten     worden      komen 
ik
jij
hij/zij/het
wij
jullie 
zij

Slide 4 - Tekstslide

Ik heb dit tijdens de vakantie gedaan:

Slide 5 - Woordweb


Welke is het werkwoord?
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 6 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij

Slide 7 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen

Slide 8 - Quizvraag


Welke is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 9 - Quizvraag

Hoe oud is de Nederlandse taal?
A
500
B
1500
C
500 v ch.
D
1500 v ch.

Slide 10 - Quizvraag

Veel woorden in het Nederlands komen uit een andere taal, hoe heten deze woorden?
A
Uitleenwoorden
B
Leenwoorden
C
Hergebruikte woorden
D
Steelwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Taal
Wat is een ander woord voor
nonsens?
A
een mop
B
de waarheid
C
een wonder
D
de onzin

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Jij vinden Engels een makkelijke taal.
B
Jij vind Engels een makkelijke taal.
C
Jij vindt Engels een makkelijke taal.

Slide 13 - Quizvraag

Deze/dit verslag

A
Deze
B
Dit

Slide 14 - Quizvraag

Mijn vader ....... (schakelen, t.t.) moeiteloos tussen talen, tijdens een gesprek.
A
schakelt
B
schakelen
C
schakeld
D
schakel

Slide 15 - Quizvraag

Voorstellen
Ik heet ...
Ik kom uit ...
Ik woon in ...
Deze vakantie heb ik ...
Later wil ik graag ...

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Link

Interview en schrijf
Vraag je buurman/buurvrouw wat hij/zij later wil worden.
Schrijf hier een stukje over, minstens 60 woorden.

Slide 19 - Tekstslide