18. 13 nov: SO bespreken + huiswerk nakijken +2d

Op tafel: 
- laptop (dicht)
- map
- pen
Welkom vwo 2
timer
2:30
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 1 min

Onderdelen in deze les

Op tafel: 
- laptop (dicht)
- map
- pen
Welkom vwo 2
timer
2:30

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag woensdag 13 novemberr: 

  • Mededeling: NUMO
  • Resultaten SO bespreken
  • Huiswerk bespreken
  • Nieuwe lesstof 
  • Zelf aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Numo
Uiterlijk 24 november: 
5 uur gewerkt

< 5 uur = onvoldoende
5 uur = voldoende
5,5 uur = goed

Slide 3 - Tekstslide

SO
  • Eerst 5 min zelf de toets doorkijken
  • Dan klassikaal bespreken
  • Tot slot individuele vragen bespreken
  • In totaal 29 punten te verdienen. 
  • 15 p = 5,5
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

3 tekstsoorten - vraag 1 
  • Verhalende tekst
  • Informerende tekst
  • Waarderende tekst

Tot welke tekstsoort behoren teksten met een of meerdere meningen? `
Juiste antwoord: 
  • Waarderende tekst


Slide 5 - Tekstslide

6 tekstdoelen 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2 - 4p
1. De aantekeningen die je maakt als je leert voor een toets Nederlands.
  • Tekstdoel = Informeren
2. Een discussie tijdens een debat op school.
  • Tekstdoel = Overtuigen
3. Een folder van de gemeente Den Haag over de voor- en nadelen van wel of niet sorteren van afval.
  • Tekstdoel = Beschouwen
4. Een boek dat je leest als je tijd moet overbruggen, zoals in de trein zitten.
  • Tekstdoel = Amuseren






Slide 7 - Tekstslide

Vraag 3 t/m 8

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 3
In alinea 1 staat het signaalwoord 'omdat' onderstreept. Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
  • tijd
  • opsomming
  • reden, oorzaak, gevolg
  • voorwaarde
  • tegenstelling
  • verduidelijking
  • conclusie






Slide 9 - Tekstslide

Vraag 3
In alinea 1 staat het signaalwoord 'omdat' onderstreept. Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
  • tijd
  • opsomming
  • reden, oorzaak, gevolg
  • voorwaarde
  • tegenstelling
  • verduidelijking
  • conclusie






Slide 10 - Tekstslide

Vraag 4
In alinea 3 staat het signaalwoord 'echter' onderstreept. Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
  • tijd
  • opsomming
  • reden, oorzaak, gevolg
  • voorwaarde
  • tegenstelling
  • verduidelijking
  • conclusie








Slide 11 - Tekstslide

Vraag 4
In alinea 3 staat het signaalwoord 'echter' onderstreept. Bij welk tekstverband hoort dit signaalwoord?
  • tijd
  • opsomming
  • reden, oorzaak, gevolg
  • voorwaarde
  • tegenstelling
  • verduidelijking
  • conclusie








Slide 12 - Tekstslide

Vraag 5 - 2p
Wat is het tekstdoel van deze tekst? En leg uit. 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen
Uitleg: 

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 5 - 2p
Wat is het tekstdoel van deze tekst? En leg uit. 

  • Informeren
  • Instructie geven
  • Overtuigen
  • Activeren
  • Amuseren
  • Beschouwen
Uitleg: Je krijgt informatie over het zoutgehalte van zeewater. De schrijver wil je informatie geven over hoe zout het zeewater is.

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 6

Slide 15 - Tekstslide

Vraag 6
Antwoorden leerlingen:
  • Kun je proeven dat zeewater op ene plek zouter is dan op de andere? 
  • Proeven dat zeewater op de ene plek zouter is. 
  • Ze proberen om te proeven dat zeewater op de ene plek zouter is dan op de andere. 
  • Dit zijn dus allemaal zinnen > hoofgedachte

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 6
Onderwerp van de tekst: 
  • zoutgehalte in water (proeven)
Ook goed gerekend:
  • Zout zeewater
  • Zeewater met meer of minder zout
  • Zoutgehalten

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 7, 8
Welke alinea of alinea's behoren tot inleiding (7), slot (8)? 
Inleiding:
  • Alinea 1
Kern:
  • Alinea 2 en 3
Slot: 
  • Er is geen slot

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 9
In de volgende tekst staan meerdere fouten op het gebeid van taalverzoring.
Geef 5 fouten en geef de verbetering.  

Op een warme zomerdag zat Anna op het terras met twee perzikken in haar hand. Terwijl ze een Facebook bericht las over het goedste avontuur van een vriendin, hoorde ze een klap uit de keuken. De keuken deur stond open en er lagen kiwis op de grond. De geur van bakkende brood vulde de ruimte. Haar wangen waren rood dan de bloeiende rozen in de tuin.

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 9
Op een warme zomerdag zat Anna op het terras met twee perzikken = perziken in haar hand. Terwijl ze een Facebook bericht = Facebookbericht las over het goedste = beste avontuur van een vriendin, hoorde ze een klap uit de keuken. De keuken deur = keukendeur stond open en er lagen kiwis = kiwi's op de grond. De geur van bakkende = gebakken/bakkend brood vulde de ruimte. Haar wangen waren rood = roder dan de bloeiende rozen in de tuin.
Juiste verbetering = 1p, maximaal 5p

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 10
Niet-juiste antwoorden van leerlingen: 
  • De belangrijkste informatie waar de tekst over gaat.
  • De belangrijkste en meeste informatie.
Juiste antwoord:
  • Achtergrondinformatie, voorbeelden en meningen van personen. 
Ook goed gerekend: 
  • Er staat de meeste informatie over het onderwerp in.

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 11
In de laatste alinea lees je wat de ik-verteller heeft gedaan. Heeft dit gevolgen voor wat je van haar vindt? Leg je antwoord uit.
Antwoord leerlingen: 
  • Ja want in de laatste alinia geeft ze toe dat ze de jongen had vermoord. Dus ze is uiteindelijk niet wie we dachten dat ze was.
  • ja en nee, want ik weet het hele verhaal nog niet het kan zijn dat ze het perongeluk had gedaan of dat het zelfverdedeging was het is ook mogelijk dat het express was of dat ze wraak nam, misschien had ze er zelfs spijt van daarna. maar dat weet ik niet en daarom ga ik ook niet vooroordelen om te weten wat ik van haar vindt en van wat ze gedaan heeft zou ik eerst het hele verhaal moeten horen en hoe ze zicht erover voelt.

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 12 - 3p
Leg uit hoe de spanning in dit verhaal is. Gebruik in je antwoord de begrippen 'spanningsboog' en 'climax'. 
1p = juist gebruik 'spanningsboog' 
1p = juist gebruik 'climax'
1p = Juist taalgebruik en interpunctie  
Let op: begint je zin niet met een hoofdletter en eindigt de zin zonder punt = geen punt voor taalgebruik/interpunctie. 

Uitleg: spanningsboog: De spanning in een verhaal wordt langzaam opgevoerd tot een hoogtepunt (climax). Daarna neemt de spanning weer af en volgt er een nieuwe spanningsboog.

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 13
In de volgende tekst staan tien legen plekken. Op die lege plek kies je het woord in dat het best past.

In onze maatschappij is het belangrijk om met elkaar om te gaan. Soms zie je mensen die heel egoïstisch zijn. Ze denken alleen aan zichzelf en hebben geen oog voor anderen. Dit kan leiden tot conflicten, vooral als mensen geen blad voor de mond nemen en kritiek durven te geven op dingen die niet goed gaan. Aan de andere kant is het ook weer niet goed als mensen te negatief afgeschilderd. Er zijn ook mensen die altijd als heilig boontje  worden gezien. Ze doen altijd hun best om goed te zijn, maar soms is dat niet helemaal eerlijk. Iedereen heeft zijn fouten, en het is belangrijk om die te accepteren. Een probleem dat we in de samenleving vaak tegenkomen, is racisme. Dit is iets waar we ons als gemeenschap tegen moeten verzetten. Het is universeel en raakt mensen overal ter wereld. We moeten ook kritisch blijven en situaties goed
inspecteren, zodat we de waarheid zien. Boeken en films kunnen ons helpen om deze onderwerpen beter te begrijpen. De laatste editie van een populaire roman behandelt deze thema's op een interessante manier. Veel mensen zijn gebiologeerd  door de verhalen en de boodschappen die ze bevatten. Het is belangrijk om hierover na te denken en met elkaar in gesprek te gaan.

Per juist antwoord : 0,5p



Slide 24 - Tekstslide

Vraag 14
In deze periode lees je voor Nederlands het boek Honderd uur nacht.

Kun jij je identificeren met Emilia? Leg uit waarom wel of waarom niet.
Tip: leg je antwoord uit met een voorbeeld uit het boek. 

Leerling geeft onderbouwd argument (1p) en verwijst daarin terug naar de inhoud van het boek (1p).

Slide 25 - Tekstslide

In totaal kon je 29 punten verdienen.
15 punten = 5,5

Individuele vragen?

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Oefenboek pg 36 opdracht 1-5

bespreken en zelf nakijken

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 1 
  • 1 a Bijvoorbeeld: De Leeuwenkoning
  • b Bijvoorbeeld: De film gaat niet over dieren, maar over goed en kwaad tussen mensen.

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 3
  • 3 a Bijvoorbeeld: pesten, discriminatie, ruzie met ouders
  • b Eigen antwoord.

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 4
  • 4 We kunnen die dieren, planten of dingen begrijpen omdat ze op mensen lijken en menselijke avonturen beleven.

Slide 30 - Tekstslide

Zelf nakijken - vraag 2, 5

Slide 31 - Tekstslide

Verhalen over mensen (2d)
  • personage
  • round character
  • flat character

Slide 32 - Tekstslide

Personage
Een personage is een persoon in een roman. 
Gebruik je fantasie: het kan een mens, (fantasie)dier, boom of iets anders zijn. 
Je leert hoofdpersonen en bijpersonen kennen

Slide 33 - Tekstslide

Round character
Een round character is een goed uitgewerkt personage. 
De hoofdpersoon is een round character en maakt een ontwikkeling door (iets leren door het verhaal). 

Slide 34 - Tekstslide

Round en flat character
Er zijn twee mogelijkheden wat betreft het karakter van de personages


Slide 35 - Tekstslide

Schrijf je antwoord op: 

Is Emilia een round of een flat character? Leg uit. 
timer
2:00

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Oefenboek pagina 37-39
opdracht 8-12

Slide 37 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
personage
round character
flat character

Slide 38 - Tekstslide

Nu aan de slag met Numo

Slide 39 - Tekstslide