formatieve toets h5 en h6

Welk KA hoort NIET bij Ontdekkers en Hervormers
A
Veranderend mens en wereldbeeld
B
Europese expansie overzee
C
De protestantse reformatie
D
De bijzondere staatkundige positie van de Republiek
1 / 39
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Welk KA hoort NIET bij Ontdekkers en Hervormers
A
Veranderend mens en wereldbeeld
B
Europese expansie overzee
C
De protestantse reformatie
D
De bijzondere staatkundige positie van de Republiek

Slide 1 - Quizvraag

Ontdekkers en hervormers is
A
De vijftiende eeuw
B
De zestiende eeuw
C
De zeventiende eeuw
D
De achttiende eeuw

Slide 2 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerkend aspect van de tijd van ontdekkers en hervormers?
A
Ontdekkingsreizen
B
Kerkhervorming
C
Renaissance
D
Gouden Eeuw

Slide 3 - Quizvraag

Wat hoort bij Renaissance?
A
Middeleeuwse kunst komt in de belangstelling
B
Leven is voorbereiding op de dood.
C
Grieks-Romeinse kunst komt in de belangstelling
D
Genieten van het leven is slecht.

Slide 4 - Quizvraag

Renaissance of Middeleeuwen?
Dit schilderij is of renaissance of middeleeuwen
9.
A
Renaissance
B
Middeleeuwen

Slide 5 - Quizvraag

Renaissance?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Wat was de Renaissance?
A
(weder)geboorte van de klassieke Oudheid
B
(weder)geboorte van de Middeleeuwen
C
Periode tussen de Oudheid en Middeleeuwen
D
Periode voor de Oudheid

Slide 7 - Quizvraag

Renaissance?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Door wie werd de ontdekkingsreizen gefinanciëerd?
A
Humanisten
B
Italianen
C
Europese koninkrijken
D
Islamitische handelaren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen gevolg van de ontdekkingsreizen
A
De binnenlanden werden gekoloniseerd
B
In de kolonies werden plantages gesticht
C
Er kwamen handelsposten
D
Het christelijk geloof werd naar Amerika gebracht

Slide 10 - Quizvraag

wat is een demografisch gevolg van de ontdekkingsreizen
A
er werden nieuwe stukken land ontdekt
B
er ontstond een nieuw wereldbeeld
C
men leerde meer over nieuwe plantensoorten
D
de inheemse bevolking werd uitgeroeid

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de Reformatie?
A
Ontstaan orthodoxe kerk
B
Hervorming van de katholieke kerk
C
Ontstaan protestante kerk
D
Hervorming van Spaanse Rijk

Slide 12 - Quizvraag

Wie begon de reformatie?
A
Calvijn
B
Luther
C
Karel V
D
Filips II

Slide 13 - Quizvraag

Wat is "de reformatie"?
A
Het hervormen van de Rooms Katholiek kerk tot een kerk die werkt en leeft volgens de regels en ideeën van Jezus Christus en de Bijbel.
B
Het refreshen / verversen van de christelijke tradities en regels van de katholiek kerk, naar de ideeen van de Renaissance.
C
Het vernieuwen van de regels en ideeën van de christelijke/katholieke kerk, zodat die in de nieuwe tijd meekan.
D
Het verbeteren van de bestaande regels en ideeën van de Katholieke kerk, zodat die in de nieuwe wereld een functie hebben.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN gevolg van de reformatie?
A
De paus is niet langer de baas van de kerk
B
Er ontstaan veel nieuwe christelijke stromingen
C
De katholieke kerk start de vervolging van ketters
D
In veel landen zijn er godsdienstoorlogen

Slide 15 - Quizvraag


Wat was de hoofdoorzaak van de reformatie?
A
De misstanden in de RK-kerk
B
Humanisme
C
Luthers 95 stellingen
D
De leer van Calvijn

Slide 16 - Quizvraag

Mensen konden een aflaat kopen. Wat is een aflaat?
Vul aan. Met een aflaat .....
A
hoefde je niet elke zondag naar de kerkdienst
B
kon je priester worden
C
mocht je helemaal voorin de kerk zitten
D
werden je zonden vergeven

Slide 17 - Quizvraag

Lees de bron.
Karel V gaat Luther en het lutheranisme bestrijden.

Welke reden noemt Karel V in de bron voor zijn strijd tegen Luther?
A
De aarzeling die de toespraak van Luther bij Karel V veroorzaakte.
B
De harten van mensen zitten al vol met kritiek op de katholieke kerk.
C
Het christendom krijgt al duizend jaar kritiek van mensen zoals Luther.
D
Karel V stamt af van trouwe verdedigers van het katholieke geloof.

Slide 18 - Quizvraag

Luther wilde
A
de macht van de kerk vergroten
B
de kerk hervormen
C
de kerk afschaffen
D
dat de regels van de kerk de basis waren voor geloof

Slide 19 - Quizvraag

Wie was Maarten Luther?
A
Monnik
B
Paus
C
Wetenschapper
D
Filosoof

Slide 20 - Quizvraag

Wat was geen kritiekpunt van Luther?
A
Kerk-Hiërarchie
B
Sacramenten
C
Aflaten
D
De doodstraf

Slide 21 - Quizvraag

Wat past bij Luther?
A
beelden van heiligen
B
predestinatie
C
de bijbel in de volkstaal
D
de bijbel in het latijn

Slide 22 - Quizvraag

Wat word bedoeld met de Opstand?
A
De opstand van de Fransen tegen Lodewijk XVI
B
De opstand van Nederland tegen de Spaanse koning
C
De opstanden van 1848 die in heel Europa plaatsvonden
D
De opstand in de Lage Landen tegen de Spaanse koning

Slide 23 - Quizvraag

Wie was de leider van de Opstand?
A
Willem van Oranje
B
Filips II
C
Hertog van Alva
D
Calvijn

Slide 24 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de opstand?
A
Centralisatie-politiek
B
Renaissance
C
Slechte oogst
D
Vervolging van Ketters

Slide 25 - Quizvraag

Wie is geen hoofdpersoon in de opstand?
A
Filips II
B
Willem van Oranje
C
Karel de Stoute
D
De Hertog van Alva

Slide 26 - Quizvraag

Noem 4 kenmerkende aspecten van de 16e eeuw

Slide 27 - Open vraag

Naam tijdvak 16e eeuw

Slide 28 - Open vraag

Wat is de naam van het tijdvak 17e eeuw

Slide 29 - Open vraag

In de tijd van regenten en vorsten was Nederland een
A
koninkrijk
B
republiek
C
vorstendom
D
monarchie

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het absolutisme?
A
De afscheiding van de protestantse kerk van de Katholieke kerk
B
Een regeringsvorm waarbij de vorst alle macht heeft, de macht heeft hij gekregen van God en alleen God mag over hem oordelen.
C
Een strijd tussen de Duitse Keizer en de Paus over wie bischoppen mocht benoemen.
D
Een bestuursvorm waarbij de koning zijn rijk vanuit een centraal punt wilt besturen.

Slide 31 - Quizvraag


Toen Lodewijk XIV koning werd..
A
gaf hij meer macht aan de edelen
B
liet hij zich ook wel de Sterrenkoning noemen
C
liet hij een enorm paleis bouwen in Parijs
D
schafte hij de rechten van de hugenoten (Franse protestanten) af

Slide 32 - Quizvraag

Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
A
De Zonnegod
B
De Zonnekoning
C
De Maankoning
D
De Maangod

Slide 33 - Quizvraag

Wat is handelskapitalisme?
A
Handel drijven
B
Handel drijven met als doel de wereld veroveren
C
Handel drijven met als doel geld verdienen
D
Handel drijven met als doel winst maken

Slide 34 - Quizvraag

De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie

Slide 35 - Quizvraag


In de bron zie je het oudste nog bewaarde aandeel van de VOC.
- Waarom gaf de VOC aandelen uit?

Gebruik de bron

Slide 36 - Open vraag

Leg, met een verwijzing naar het schilderij, uit dat deze past bij de Renaissance

Slide 37 - Open vraag

-over welk conflict gaat deze afbeelding?
-welke kant kies de tekenaar (verwijs naar de bron)

Slide 38 - Open vraag

Bij welke 2 kenmerkend aspecten uit de 17e eeuw past dit schilderij van Rembrandt?

Slide 39 - Open vraag