S.O. Unit 1

Schrijf de Nederlandse vertaling van de woorden tussen haakjes op.

Let op: Je hoeft dus niet de hele zin te vertalen, maar alleen de woorden die tussen haakjes staan.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Schrijf de Nederlandse vertaling van de woorden tussen haakjes op.

Let op: Je hoeft dus niet de hele zin te vertalen, maar alleen de woorden die tussen haakjes staan.

Slide 1 - Tekstslide

1. (Next to) me in class sits Anne.

Slide 2 - Open vraag

2. At the start, teachers (often) forget new students’ names.

Slide 3 - Open vraag

3. Most students (like) gym very much

Slide 4 - Open vraag

4. What are they writing (about)?

Slide 5 - Open vraag

5. (Both) parents visited the introduction at school.

Slide 6 - Open vraag

6. Teachers and students are often (tired) at the end of the week.

Slide 7 - Open vraag

7. Students like to (watch) a movie in class.

Slide 8 - Open vraag

8. Can you (tell) me all about your new classmates please?

Slide 9 - Open vraag

9. I think that’s a (strange) teacher, she always jumps through the window

Slide 10 - Open vraag

10. What (other) subject do you like?

Slide 11 - Open vraag

Vertaal de 10 Nederlandse woorden tussen haakjes in het Engels.
Let op: Je hoeft dus niet de hele zin te vertalen, maar alleen de 10 woorden die tussen haakjes staan.

Slide 12 - Tekstslide

I live in a house just outside London. It’s a small but lovely place. On the first (1. verdieping) we have got a tiny (2. keuken) and a cozy (3. woonkamer).

Slide 13 - Open vraag

When you go (4. boven) you’ll see on the left side the door to my (5. slaapkamer).

Slide 14 - Open vraag

I haven’t got a lot of (6. meubels) and one big (7. raam).

Slide 15 - Open vraag

Next to my room is the (8. badkamer).

Slide 16 - Open vraag

Every day, after showering I go (9. beneden) to the (10. eetkamer) to eat a big sandwich for breakfast.

Slide 17 - Open vraag

PHRASES=ZINNEN
Hoe zeg je dit in het Engels. Schrijf de zinnen op. 

Slide 18 - Tekstslide

1. Ik heb twee oudere zussen.

Slide 19 - Open vraag

2. Ik heb geen broers.

Slide 20 - Open vraag

3. Waar woon je?

Slide 21 - Open vraag

4. Ik kom uit Purmerend.

Slide 22 - Open vraag

5. Ik zit in klas 1F.

Slide 23 - Open vraag

TWEE SCHRIJFOPDRACHTEN
Gebruik woorden en zinnen die je geleerd hebt in de schrijfopdrachten.
In de volgende twee schrijfopdrachten bedenk je zelf een paar eenvoudige en korte Engelse zinnen over jezelf en jouw huis. 

Slide 24 - Tekstslide

1. Schrijf drie Engelse zinnen over jezelf.
Gebruik in totaal minimaal 12 en maximaal 16 woorden. Dus per zin ongeveer 5 woorden.

Slide 25 - Open vraag

2. Beschrijf jouw huis in drie Engelse zinnen.
Gebruik in totaal minimaal 12 en maximaal 16 woorden. Dus per zin ongeveer 5 woorden.

Slide 26 - Open vraag

The end...

Slide 27 - Tekstslide