Opdracht drama les 3 meewerkend voorwerp

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
-Lezen.
-Wat is een meewerkend voorwerp? 
-Opdrachten maken.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
-Ik heb gelezen in mijn boek. 
-Ik weet wat een meewerkend voorwerp is. 

Slide 3 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
-Geef je buurman / buurvrouw een hand. 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
-Geef je buurman / buurvrouw een hand. 
-Wat voor zin kan je maken bij deze handeling? 

Slide 6 - Tekstslide

Sem geeft een hand aan Pieter. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht:
Welke werkwoorden vragen ook om iets en iemand?

- Overleg met je buurman en schrijf deze werkwoorden op.

Slide 8 - Tekstslide

Wat voor werkwoorden hebben jullie bedacht? 
Welke werkwoorden vragen om iets en iemand?

-Beeld je werkwoord uit, daarvoor heb je elkaar nodig (meewerkend voorwerp) en heb je ook iets (lijdend voorwerp) nodig. 

Slide 9 - Tekstslide

Het werkwoord GEVEN vraagt om iets en iemand.
Ik geef iets aan iemand.                                  iets=lijdend voorwerp!!!!       
Jij geeft iets aan iemand.                               aan iemand=meewerkend voorwerp.  Net als overhandigen,            
aanraden, vertellen, voorlezen.


i.t.t. werkwoorden als:
De hond blaft. De kat loopt. Ik huil.
De zenuwen gieren door mijn keel. 
Deze werkwoorden vragen niet om iets of iemand. 

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting: Meewerkend voorwerp
Ik (ow) geef (pv) iets (lv) aan iemand (mv). 
Ik deel iets uit aan iemand.
Ik laat iets na aan jou.
Ik heb iets voor jou gedaan. 

Slide 11 - Tekstslide

Kenmerken meewerkend voorwerp:
-Er moet iets gegeven, gedaan of verteld worden:
-Aan iemand (iets) of voor iemand (iets). 
-Aan en voor kan je meestal toevoegen of weglaten. 


-Elk jaar schenkt hij aan het goede doel (mv) een flink bedrag . 

-Elk jaar schenkt hij het goede doel (mv) een flink bedrag . 

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken meewerkend voorwerp:




-Er moet iets gegeven, gedaan of verteld worden:
-Aan iemand (iets) of voor iemand (iets).
-Aan en voor kan je meestal toevoegen of weglaten. 
Niet elk zinsdeel dat met aan of voor begint is een een meewerkend voorwerp:
Aan de overkant van de rivier zag ik twee wilde beren lopen.
-Er wordt in deze zin niets gegeven of gedaan aan iemand of voor iemand.
-Aan de overkant is een plaats waar je loopt. 
-Aan kan je hier niet weglaten.

Slide 13 - Tekstslide

Lesprogramma
-Lezen.
-Wat is een meewerkend voorwerp?
-Opdrachten maken.

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 
Hoofstuk 4: Grammatica; Meewerkend voorwerp
Maak opdracht 1 t/m 4. 
-Als je klaar bent moet  je je opdracht nakijken met het nakijkformulier. 
-Klaar met nakijken? Pak je boek.  

Slide 15 - Tekstslide

Lesprogramma
-Lezen.
-Wat is een meewerkend voorwerp?
-Opdrachten maken.

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoel
-Ik heb gelezen in mijn boek. 
-Ik weet wat een meewerkend voorwerp is.     

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide