Weihnachtsbräuche

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze week doen
Landeskunde:
  1. Advent - Adventskalender
  2. Adventsgedichte
  3. Der 6. Dezember 
  4. Weihnachtsplätzchen backen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze twee lessen ...
... weet ik wat de "Adventszeit" is en weet ik hoe en waarom je de adventstijd gaat vieren.
... ken ik een paar adventsgedichtjes.
... weet ik wat op 6 december in Duitsland wordt geviert en wat de verschillen zijn tussen een Duitstalige en een Nederlandstalige Nikolaus.
... ken ik zes verschillende recepten van kerstkoekjes en ben ik in staat thuis een Duitstalig kerstkoekje te bakken.

Slide 3 - Tekstslide

Was ist das?

Slide 4 - Tekstslide

Adventskalender

Slide 5 - Woordweb

1. Adventszeit
Advent (lateinisch adventus) bedeutet Ankunft.
Die Adventszeit, die vier Wochen vor Weihnachten, ist die festlich begangene Zeit der Vorbereitung auf die Feier der Geburt Jesu Christi. Sie beginnt am 30. November oder dem Sonntag, der diesem Tag am nächsten ist. Sie liegt also zwischen dem 3. und dem 24. Dezember.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Advent

Slide 8 - Woordweb

2. Adventsgedichte

Slide 9 - Tekstslide

Zoek op internet naar een ander kort 'Adventsgedicht' en plak het hier in.

Slide 10 - Open vraag

3. Der 6. Dezember

Slide 11 - Tekstslide

Die Geschichte
Am 6. Dezember feiert man in Deutschland den Nikolaustag, den Gedenktag für den Bischof Nikolaus von Myra, der im 4. Jahrhundert lebte und sich besonders um die Kinder gekümmert hat. Schon am Vorabend stellen die Mädchen und Jungen ihre Stiefel und Schuhe vor die Türe. Sie möchten, daß der Nikolaus sie mit Süßigkeiten und Obst füllt. Abends kommt dann auch manchmal der Nikolaus, angezogen mit einem weiten Mantel und einer Bischofsmütze, selber ins Haus, oder er geht durch die Stadt. Er hat immer eine Rute für die bösen Kinder bei sich und einen Sack voller kleiner Geschenke für die lieben Kinder. Aus einem großen Buch liest er ihnen vor, was sie für gute und böse Dinge getan haben, und er verteilt kleine Geschenke. Meistens aber bekommt jeder etwas. Manchmal wird der Nikolaus auch von einem Helfer begleitet, dem Knecht Ruprecht.

Slide 12 - Tekstslide

Wer kommt am 6. Dezmeber ins Land?
A
Sinter Klaas
B
Knecht Ruprecht
C
Nikolaus und Knecht Ruprecht
D
St. Nikolaus

Slide 13 - Quizvraag

Was bekommen die Kinder?
A
Süßigkeiten
B
nichts
C
Große Geschenke
D
Süßigkeiten und Obst und kleine Geschenke

Slide 14 - Quizvraag

Was tun die Kinder als Geschenk für den Nikolaus?
A
Sie sagen eine Gedicht auf
B
Sie machen Hausaufgaben.
C
nichts
D
Sie räumen ihr Zimmer auf

Slide 15 - Quizvraag

4. Weihnachtskekse backen
Leerdoelen 
Aan het eind van deze les ...
... ken ik verschillende Duitstalige kerstkoekjes.
... kan ik een recept over kerstkoekjes lezen.
... kan ik een koekje bakken.

Slide 16 - Tekstslide

Nederlandse kerstkoekjes

Slide 17 - Woordweb

Weihnachtskekse
Weihnachtskekse sind in Deutschland sehr beliebt. Sie werden in der „Adventszeit“ (also ab Ende November) gebacken und meistens in großen Keksdosen (koekblikken) bewahrt. Dann sind sie einige Wochen haltbar. 

Slide 18 - Tekstslide

Groepsopdracht (duo's)
  • Lees alle kerstkoekjes-recepten (zie document op studiewijzer).
  • Samen kiezen jullie er één uit.
  • Koop de ingrediënten en bak thuis samen met een medeleerling de gekozen kerstkoekjes. 
  • Neem in week 50 de koekjes mee naar school, dan kunnen van elkaars koekjes proeven.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video