Thema 2 ecologie vragen

Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
1 / 26
volgende
Slide 1: Sleepvraag

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem

Slide 1 - Sleepvraag

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

Hoe noemen we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten

Slide 3 - Open vraag

Een gebied, waarbinnen de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen?

Slide 4 - Open vraag

Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding). 
bladluis 
buizerd 
konijn 
lieveheersbeestje 
merel 
planten 

Slide 5 - Sleepvraag



Geef een voorbeeld van
een a-biotische factor. Dus geen algemene omschrijving.

Slide 6 - Open vraag

wat voor ecologisch niveau is dit?
A
Individu
B
Populatie
C
Ecosysteem
D
Levensgemeenschap

Slide 7 - Quizvraag

Was is een voorbeeld van een biotische factor?
A
Lucht
B
Voedsel
C
Neerslag
D
Wind

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een populatie?
A
Een boom
B
Verschillende dieren in een gebied
C
Een groep individuen vd zelfde soort in 1 gebied
D
Alles wat in een bepaald gebied is

Slide 9 - Quizvraag

Biotisch
Abiotisch
timer
1:00
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort-
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 10 - Sleepvraag

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 11 - Quizvraag

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noemen we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten

Slide 13 - Open vraag

Noteer een voedselketen van 4 schakels gebruik daarbij de afbeelding

Slide 14 - Open vraag

Een Surinaamse klas is op excursie naar een zoetwaterplas. De leerlingen kijken wat er allemaal leeft in de plas en wie van wie leeft.
In de afbeelding  zijn enkele voedselrelaties schematisch weergegeven. Drie schakels, 1, 2 en 3, zijn in de afbeelding niet ingevuld.

Slide 15 - Tekstslide

16. Welk van de
volgende dieren
kan in schakel 3
thuishoren?
A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil.
C
Een waterkever.

Slide 16 - Quizvraag


Welk organisme is een producent?
A
de luis
B
de boom
C
lieveheersbeestje
D
vogel

Slide 17 - Quizvraag

Een varken eet eikels en paddenstoelen en ook larven en aas.
Wat is een varken?
A
alleseter
B
planteneter
C
vleeseter

Slide 18 - Quizvraag

Waar begint een voedselweb of keten mee?
A
vleeseters
B
planteneters
C
planten

Slide 19 - Quizvraag

8. De egel uit de
afbeelding is een
zoolganger.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

 Basisstof 3 Aanpassingen bij dieren:

gestroomlijnd = als de kop, romp, staart geleidelijk in elkaar overgaan.


Poten van landzoogdieren:
- zoolgangers bv. beren, egels, mensen
- teengangers bv. katten, honden, tijgers
- topgangers (hoefgangers) bv. paarden , varkens, antilopen

Slide 21 - Tekstslide

Dit is een
A
Teenganger
B
topganger
C
zoolganger

Slide 22 - Quizvraag

Een hond
is een .........
A
Topganger/hoefganger
B
Zoolganger
C
Teenganger

Slide 23 - Quizvraag

10. Roodborstjes vormen
samen met hun voedsel,
rupsen, een populatie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

4. Zangvogels die zaden eten,
hebben meestal een
kegelsnavel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

21 Op de afbeelding zijn vier
poten van vogels getekend.

Welke poot is afkomstig van
een loopvogel?
A
Poot 1
B
Poot 2
C
Poot 3
D
Poot 4

Slide 26 - Quizvraag