In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
JA, weer lekker lezen bij Nederlands!
10 minuten lezen
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Welkom bij Nederlands!
Herhaling H3 Argumenteren
- nakijken opdrachten tekst 18 / 19
- opdrachten tekst kopieën 3H boek 20 maken!
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
enkelvoudig... meervoudig of
samengestelde argumentatie
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
leerdoelen argumenteren
ik heb paragrafen 17 t/m 19 over Argumenteren (Kern 3H) herhaald: ik herken standpunten en argumenten in teksten;
ik kan argumentatieschema's herkennen en benoemen;
ik kan het onjuiste gebruik van argumentatieschema's herkennen a. enkelvoudig en meervoudig b. meervoudig of samengesteld c. nevenschikkend of onderschikkend
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
27 januari 4H
Lesdoel: argumentatieschema's herkennen
verschillende argumentatieschema's:
- op basis van kenmerken
- op basis van vergelijking
- op basis van causaliteit: a. oorzaak & gevolg
b. doel - middel relatie
Slide 7 - Tekstslide
www.bing.com
Slide 8 - Link
eerst: argumenteren / schema's
De volgende slides zijn oefenvragen bij argumenteren.
Over alle paragrafen worden wat vragen gesteld.
Slide 9 - Tekstslide
Het weerleggen van het argument is:
A
ontkrachten
B
pareren
C
ertegen in gaan
D
het tegenovergestelde
Slide 10 - Quizvraag
ik vind, dan ook, dus en daarom zijn signaalwoorden voor een standpunt
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
het beïnvloeden van het publiek mag:
A
met onethische middelen
B
met retorische middelen
Slide 12 - Quizvraag
over een waarderend argument kun je niet van mening verschillen
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
het verschil tussen oplossen en beslechten van een conflict is:
A
de een wint, de ander verliest
B
het probleem verdwijnt
C
bij oplossen gaan beide partijen akkoord
D
de oplossing is constructief
Slide 14 - Quizvraag
want, omdat, daarom en immers zijn signaalwoorden voor een argument
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
met een sterk tegenargument ontkracht je een argument
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
bij onderschikkende argumentatie wordt een argument door een ander argument ondersteund
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
bij een nevenschikkende argumentatie
A
ondersteunen de argumenten elkaar
B
ondersteunen meerdere argumenten het standpunt
Slide 18 - Quizvraag
De relatie tussen leerling en coach moet goed zijn. Daarom moeten leerlingen zelf hun mentor kiezen.
A
het argument is feitelijk
B
het argument is waarderend
Slide 19 - Quizvraag
De relatie tussen leerling en coach moet goed zijn. Daarom moeten leerlingen zelf hun mentor kiezen.
A
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van autoriteit
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen
Slide 20 - Quizvraag
Ik vind dat er op scholen veel meer gesport moet worden. Uit diverse onderzoeken is immers gebleken dat geregeld bewegen belangrijk is.
A
argument is waarderend
B
argument is feitelijk
Slide 21 - Quizvraag
Ik vind dat er op scholen veel meer gesport moet worden. Uit diverse onderzoeken is immers gebleken dat geregeld bewegen belangrijk is.
A
argumentatie op basis van voor- en nadelen
B
argumentatie op basis van autoriteit
C
argumentatie op basis van vergelijking
D
argumentatie op basis van voorbeelden
Slide 22 - Quizvraag
bij een persoonlijke aanval wordt iemands standpunt hard aangevallen
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
het bespelen van het publiek kan alleen bij een debat