4HV - L2 P4 - GR7: Keuzevoorzetsels en voegwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

4hv

Les 1 P4

Deutsch!

Gutentag

SO 7

havo & vwo: keuzevoorzetsels

+ voegwoorden

Seite 254 - 257

Dit (lastige) gedeelte hoeven we niet te gebruiken.

aan

op

achter

naast

tussen

voor

in / naar

over

onder

auf

an

hinter

in

neben

über

unter

vor

zwischen

3 wielen: een plaats-/tijdbepaling

sprake van een 'zich bevinden'

4 wielen: beweging / richting

sprake van 'een ergens heen gaan'

Wij springen het zwembad in.
Wir springen in ... Schwimmbad (o).

1. die
2. der
3. das
4. dem

Wij springen (op en neer) in het zwembad.
Wir springen .. ... Schwimmbad (o).

1. in das
2. in dem

Hij loopt het bos in.
Er läuft ... Wald (m).

1. in den
2. in dem
3. in das
4. im

Hij loopt in het bos.
Er läuft i ... Wald (m).

1. in dem
2. in den
3. in das
4. im

Ich warte ... (bij het) Bahnhof (m).

1. bei der
2. bei den
3. beim
4. zum

Ik ga morgen naar de tandarts.
Ich gehe morgen ... Zahnarzt.

Ik kreeg een compliment van de tandarts.
Ich bekam ein Kompliment ... Zahnarzt.

Welke naamval wordt in zin 1 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
Die Raustation fliegt im All herum.

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamvak

Welke naamval wordt in zin 2 na het voorzetsel 'in' gebruikt?
André Kuiper war ins All gereist.

1. 1e naamval
2. 3e naamval
3. 4e naamval

In de winter eet ik graag stamppot.
... Winter (?) esse ich gern Stamppot.

1. In der
2. In den
3. Im
4. Ins

Ik wil graag aan het raam zitten.
Ich möchte ... Fenster (o) sitzen.

1. ans
2. am

Wat gaat er mis :
Am meinem Geburtstag ...

Wat is de correcte vertaling van
'over een uur'?

1. in einer Stunde
2. in einem Stunde
3. in eine Stunde
4. über eine Stunde

Hoe zeg je "voor 20 maart"
in het Duits?

1. für den 20. März
2. für dem 20. März
3. vor den 20. März
4. vor dem 20. März

Hoe zeg je 'een jaar geleden'
in het Duits?

1. einem Jahr nach
2. vor ein Jahr
3. vor einem Jahr
4. vor einen Jahr

Hoe zeg je 'op dinsdag 16 maart' in het Duits?

1. am Dienstag dem 16. März
2. an Dienstag den 16. März
3. am Dienstag die 16. März

Ich warte auf ... Bus (m).

1. dem
2. den

auf

dem

Bus

Ich freue mich auf ... Sommerferien (mv)

1. die
2. den

Nimmst du an ... Unterricht (m) teil?

1. den
2. dem
3. der
4. das

Wis passen uns an ... Mode (v) an.

1. die
2. der
3. den
4. dem

Ich warte auf ... Post (v).

1. die
2. der
3. das
4. dem

Ich habe Angst vor ... (deze) harigen Spinnen.

1. diese
2. diesem
3. dieser
4. diesen

Was habt ihr über ... gesagt?

1. mich
2. mir

Voeg- en bijwoorden

of >> 2 vormen in het Duits

maar >> 2 vormen in het Duits

Aber es gibt noch mehr!

ob & oder = of

oder: bij een keuze tussen 2 of meer dingen

zB: Willst du Pizza oder Pommes?

zB: Kommst du morgen oder nächste Woche?

of: wanneer er geen sprake is van een keuze

zB: Weißt du, ob er mitspielen wird?

zB: Ob das richtig ist? Ich weiß es nicht.

aber & sondern

sondern: als er een ontkenning vóór de komma en een tegenstelling in de zin staat.

zB: das ist nicht toll, sondern schrecklich.

zB: das ist kein Hund, sondern eine Katze.

aber: in de overige gevallen.

zB: Heute kann ich nicht, aber nächste Woche komme ich. 

zB: Es tut mir leid, aber ich kann dir nicht helfen.

Maak zelf een zin!