testweek Havo 3 H.1 + H.2

oefenen testweek
H.1 oorlog en crisis
H.2 WO II
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefenen testweek
H.1 oorlog en crisis
H.2 WO II

Slide 1 - Tekstslide

verklaar waardoor de relatie tussen Frankrijk en Duitsland verslechterde aan het einde van de 19e eeuw
A
Duitsland verliest en moet grondgebied afstaan aan Frankrijk
B
wapenwedloop wordt gewonnen door Duitsland
C
Frankrijk verliest en moet gebied afstaan aan Duitsland
D
Frankrijk sluit een bondgenootschap met Rusland

Slide 2 - Quizvraag

wat heeft niets te maken met nationalisme aan het einde van de 19e eeuw in Europa?
A
Servië wil een groot Servisch rijk stichtten
B
Het Ottomaanse rijk valt uiteen in verschillende nieuwe landen
C
Oostenrijk Hongarije bestaat uit 12 verschillende volkeren met allemaal de wens voor een eigen staat
D
Oostenrijk bezet Bosnië tegen de wil van Servië

Slide 3 - Quizvraag

Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 4 - Quizvraag

wat was GEEN gevolg van de wapenwedloop
A
Duitse vloot wil de Britse vloot evenaren
B
Ottomaanse rijk verliest op de Balkan enkele staten
C
veel Europese landen gingen zich bewapenen
D
nieuwe wapens uitgevonden

Slide 5 - Quizvraag

De centralen waren:
A
Rusland, Ottomaanse rijk en Duitsland
B
Duitsland, Oostenrijk (-Hongarije) en het Ottomaanse rijk
C
Duitsland, Engeland en Frankrijk
D
Duitsland, Slowakije en Oostenrijk

Slide 6 - Quizvraag

De Geallieerden waren:
A
Duitsland, Italië en Oostenrijk-Hongarije
B
Frankrijk, Rusland, Engeland en Italië
C
Frankrijk, Rusland, Engeland en Amerika

Slide 7 - Quizvraag

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog.
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 8 - Quizvraag

Wat hield het Von Schlieffenplan in?
A
Duitsland verslaat Frankrijk voor Rusland gemobiliseerd is
B
Frankrijk verslaat Duitsland voor Rusland gemobiliseerd is
C
Duitsland verslaat België voor Frankrijk gemobiliseerd is
D
Duitsland verslaat Rusland voor Frankrijk gemobiliseerd is

Slide 9 - Quizvraag

welk begrip past bij deze afbeelding?

Slide 10 - Open vraag

welk begrip past bij de afbeelding

Slide 11 - Tekstslide

wat is geen gevolg van de onbeperkte duikbotenoorlog?
A
De Duitse vloot wordt uitgeschakeld
B
Engeland verliest een deel van haar vloot
C
Amerika gaat deelnemen aan de oorlog
D
Nederlandse handelsschepen werden geraakt

Slide 12 - Quizvraag

Totale oorlog is:
A
Oorlog met veel wapens
B
Oorlog waarin vrouwen vechten
C
Oorlog voelbaar voor hele samenleving
D
Oorlog waarin propaganda gebruikt wordt

Slide 13 - Quizvraag

Zet de gebeurtenissen in de goede chronologische volgorde.
1.
2.
3.
4.
Wapen-stilstand  getekend
Amerikaanse deelname WOI
Vrede van Brest-Litovsk
Oprichting Weimar-republiek

Slide 14 - Sleepvraag

Wat stond NIET in het Verdrag van Versailles?
A
Duitsland moest een republiek worden
B
Duitsland moest grondgebied afstaan, ook koloniën
C
Duitsland moet enorme herstelbetalingen doen aan andere getroffen landen.
D
Hitler werd aangewezen als nieuwe regeringsleider van Duitsland.

Slide 15 - Quizvraag

In 1929 daalden de koersen in Wallstreet dramatisch met als gevolg een wereldcrisis. Hoe heette deze gebeurtenis (meerdere antwoorden zijn goed)?
A
Wallstreet Crash
B
Zwarte donderdag
C
Roaring Twenties
D
Triple alliantie

Slide 16 - Quizvraag

De herstelbetalingen waren enorm en Duitsland ging geld bijdrukken. Wat zou het gevolg hier van zijn?
A
Inflatie: Geld werd niets meer waard.
B
Duitsland werd rijker. Meer geld = rijker
C
Duitsland ging niet betalen.

Slide 17 - Quizvraag

1. Amerika kwam na WO I met hulp voor Duitsland.
2. Duitse bedrijven gingen failliet en velen werden werkeloos.
3. In 1929 raakte Amerika in een diepe crisis.
4. De Amerikaanse hulp aan Duitsland werd stopgezet.
5. Door de onvrede groeide in Duitsland de aanhang van Hitler.

A
Goede volgorde: 1 - 2 - 3 - 4 - 5
B
Goede volgorde: 1 - 3 - 4 - 2 - 5
C
Goede volgorde: 1 - 3 - 5 - 4 - 2
D
Goede volgorde: 2 - 4 - 3 - 2 - 5

Slide 18 - Quizvraag

Welke actie van de NSDAP was niet in strijd met het verdrag van Versailles?

A
Inlijving van Oostenrijk bij Duitsland
B
Invoering van de dienstplicht
C
Afsluiten van niet-aanvalsverdrag met de SU
D
Legering Duitse troepen in het Rijnland

Slide 19 - Quizvraag

Welke gebeurtenis was aanleiding voor Chamberlain Daladier, Mussolini en Hitler om in 1938 in München bijeen te komen?





A
Het bekend worden van de eis van Hitler om Sudetenland in te lijven
B
De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland
C
De legering van Duitse troepen in het Rijnland
D
De uitbreiding van het Duitse leger

Slide 20 - Quizvraag

Wat was de aanleiding tot de Tweede Wereldoorlog?



A
De houding van Engeland en Frankrijk
B
De inval van Hitler in Polen
C
Het verdrag van Versailles
D
De zwakheid van de Republiek van Weimar

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog in Nederland?



A
4 mei 1940
B
5 mei 1940
C
10 mei 1940
D
15 mei 1940

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de aanleiding tot de capitulatie van het Nederlandse leger al na vijf dagen oorlog?


A
De Nederlandse regering was naar Engeland vertrokken.
B
Het leger was niet goed voorbereid op een moderne oorlog.
C
Het Nederlandse leger was kleiner dan het Duitse leger.
D
De Nederlandse opperbevelhebber was bang dat na Rotterdam ook andere steden gebombardeerd zouden worden.

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is juist?
Nederland werd tijdens de bezetting bestuurd door de Duitse rijkscommissaris in samenwerking met:

A
het Duitse leger.
B
Duitse bestuursambtenaren.
C
Nederlandse bestuursambtenaren.
D
Nederlandse en Duitse bestuursambtenaren.

Slide 24 - Quizvraag

Welk verzet vond plaats als protest tegen de maatregelen die tegen de Joden genomen werden?

A
De Februari-staking van 1941
B
Dolle Dinsdag
C
De April/mei-stakingen in 1943
D
Sabo

Slide 25 - Quizvraag

Sleep het juiste begrip naar de juiste uitleg.
Fascistische partij in Duitsland onder leiding van Hitler 
De inlijving van Oostenrijk bij Duitsland in 1938 
Oorlogvoering waarbij het doel was zeer snel en in enkele gerichte aanvallen de vijand uit te schakelen 
Het wegvoeren van Joden naar vernietigings- kampen 
Het veranderen van de samenleving in een nationaal-socialistische samenleving 
Gewelddadige zoekactie tijdens WO II waarbij mensen van de straat of uit hun huis werden gehaald om als arbeidskracht in Duitsland te gaan werken 

NSDAP
 
 
 Blitzkrieg
 

Deportatie
 

Anschluss

Razzia 

Nazificatie

Slide 26 - Sleepvraag

Zet de gebeurtenis op volgorde. Wat eerst gebeurde eerst.

 ‘Anschluss’ van Oostenrijk 
 





Begin WO II 

 
Slag bij Stalingrad 
 

Bezetting Nederland 


Aanval op                               Pearl Harbor 


 
Legering Duitse troepen in het Rijnland 

Slide 27 - Sleepvraag

Zet de juiste naam bij de juiste persoon.

Anne Frank

Stalin

Chamberlain

Churchill
Roosevelt
Hitler

Slide 28 - Sleepvraag

Leg uit waarom de bezetting van Sudetenland past bij Hitlers politiek van Heim ins Reich.

Doe het zo:
Heim ins Reich betekent:
Dit past bij de bezetting van Sudetenland omdat:

Slide 29 - Open vraag

Wat betekend containment- politiek?
A
financiële steun bieden aan iedereen die tegen het communisme is
B
Indammen om te voorkomen dat het andere machtsblok kan verspreiden.
C
Het zuinig leven zodat Europa weer opgebouwd kan worden na WoII
D
zo veel mogelijk van het gebied van een ander veroveren.

Slide 30 - Quizvraag

wat is een ander woord voor de moord op 6 miljoen joden?

Slide 31 - Open vraag

Om welke reden werden de Neurenberger rassenwetten gemaakt? (let op, twee van de antwoorden zijn goed, je hoeft er maar 1 te noemen)
A
om het voortbestaan van het Joodse ras moeilijker te maken
B
om precies vast te stellen hoeveel Joden er in Duitsland woonden
C
Om te voorkomen dat het Arische ras verzwakt zou worden door het joodse
D
om te voorkomen dat Joden de typische Duitse stad Neurenberg zouden overnemen

Slide 32 - Quizvraag

wat vond je van deze lesson up als warming up van je leerwerk?

Slide 33 - Poll

Succes met leren
gebeurtenissen + jaartallen- maak een tijdbalk
personen
begrippen

Slide 34 - Tekstslide