Les 3 Verhoudingen

Les 3 Rekenen met verhoudingen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 3 Rekenen met verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
Week
Paragrafen
3
1.1 Verhoudingen herkennen
1.2 Verhoudingstabel
4
1.3 Schaal 
1.4 Verhoudingen omrekenen
5
1.5 Rekenen met verhoudingen

6
Herhaling alle paragrafen
Toetsweek
Paragrafen 1.1 t/m 1.5

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
1.5 Rekenen met verhoudingen
Zelfstandig aan de slag

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding

Welk flesje heeft een grotere inhoud? 

Slide 4 - Tekstslide

Even een leuke binnenkomer. 
Welk flesje heeft een grotere inhoud, links of rechts?
A
Links
B
Rechts
C
De flesjes hebben dezelfde inhoud

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verhoudingen

In beide flesjes zit...

evenveel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Begin de les met een gesprek over de cirkeldiagrammen.

Licht toe: 3 op de 4 inwoners van Nederland mogen stemmen. Hiervan stemt 1 op de 15 voor het eerst.

Ga na of de studenten de volgende vragen kunnen beantwoorden:
Hoeveelste deel van de inwoners van Nederland mag niet stemmen, omdat ze geen Nederlandse nationaliteit hebben? 
= 0,25 x 0,25 = 1/16
Hoeveelste deel van de inwoners van Nederland stemt voor het eerst? 
= 1/15 x 0,75 = 1/20

Ga vervolgens na hoeveel mensen zich in de middelste cirkeldiagram bevinden, dus het aantal inwoners van Nederland is 17,9 miljoen. 
75% van 17,9 is ongeveer 13,5 miljoen mensen. Hoeveel mensen gaan dan voor de eerste keer stemmen? 1/15 x 13,5 miljoen = 900.000 mensen voor de eerste keer. 
Nederland telt 17,9 miljoen inwoners. 75% daarvan mag stemmen. 7% daarvan gaat voor de eerste keer stemmen. Hoeveel mensen stemmen er voor de eerste keer?
A
832.250 mensen
B
939.750 mensen
C
450.250 mensen
D
600.000 mensen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit een onderzoekje op een ROC is gebleken dat in de zomervakantie de helft van de onderzochte studenten in de vakantie naar het buitenland gaat.

40% daarvan gaat naar Spanje. 1 op de 3 studenten daarvan gaat in juli. Hoeveel studenten uit een klas van 30 studenten zouden er volgens dit onderzoek in juli naar Spanje gaan?


A
3
B
1
C
2
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geheel bepalen
Anouk heeft 85 km van een tocht afgelegd, dat is 7/8-deel

 van het totaal.

Wat is de totale lengte van de tocht? 

Slide 10 - Tekstslide

Bereken eerst 1 deel, dus 85 / 7 = 12,14 x 8 = 97,14
Deelnemers hebben 12,5 km van de fietstocht erop zitten, dat is 2/8-deel van de tocht. Hoe lang is de wandeltocht?
A
40 km
B
45 km
C
45 km
D
50 km

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zelfstandig aan de slag

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies