KM 2 Week 42 chapitre 1 Bron H (hh) Bron C + G (jezelf voorstellen)

Bienvenue! 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bienvenue! 

Slide 1 - Tekstslide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. T1 Ik kan het bezittelijk naamwoord gebruiken.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

blz. 47

Slide 5 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
bepaalt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

Mannelijk
Vrouwelijk
enkelvoud
meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ex. 30
blz. 46

Slide 8 - Tekstslide

blz. 46

Slide 9 - Tekstslide

ex. 31

Slide 10 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord bepaalt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.
A
oui
B
non

Slide 11 - Quizvraag

Ik kan het bezittelijk naamwoord gebruiken
A
oui
B
presque
C
non, pas encore
D
d.

Slide 12 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. R Ik ken woorden die te maken hebben met vakantie en vrije tijd.
  2. T2 Ik kan vertellen over mijzelf, mijn vakantie en mijn vrije tijd.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 13 - Tekstslide

Vorige les???

Slide 14 - Woordweb

Het zelfstandig naamwoord
bepaalt de vorm van het bezittelijk voornaamwoord.

Mannelijk
Vrouwelijk
enkelvoud
meervoud

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke drie vormen kun je gebruiken in het Frans voor de vertaling van het woordje zijn?
A
mon, ma, mes
B
ton, ta, tes
C
son, sa, ses
D
notre, notre, nos

Slide 17 - Quizvraag

Mon, ma, mes?
___ langue
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 18 - Quizvraag

Marc est ......... (jouw) frère (m).
A
ton
B
ta
C
tes

Slide 19 - Quizvraag

David, Phileas et Léon ont trouvé ....... (jullie) stylos (m)
A
votre
B
vos
C
notre
D
nos

Slide 20 - Quizvraag

leur, leurs?
___ parents
A
leur
B
leurs

Slide 21 - Quizvraag

(mijn) ............voiture (v)
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 22 - Quizvraag

2. C'est (haar) ___ portable (m)!
A
son
B
sa
C
ses

Slide 23 - Quizvraag

Ik weet hoe ik het bijvoeglijk gebruik?
A
oui
B
un peu
C
non
D
pas du tout

Slide 24 - Quizvraag

Instructie 

Chapitre 1
Bron C
blz. 31-33
ex. 13a,b,e

Slide 25 - Tekstslide

blz. 31

Slide 26 - Tekstslide

Se présenter
Parler de toi
Parler de l'école
Je suis en quatrième

Slide 27 - Tekstslide

Parler de sa famille

Slide 28 - Tekstslide

Parler de ses vacances 1
1

Slide 29 - Tekstslide

Parler de ses vacances 2
2

Slide 30 - Tekstslide

blz. 31

Slide 31 - Tekstslide


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Evaluatie: Schrijf een zin op in het Frans waarin je de passé composé gebruikt. Gebruik het werkwoord danser.

Slide 35 - Open vraag

Het huiswerk

Slide 36 - Tekstslide