In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefenen met lezen VMR
Slide 1 - Tekstslide
Tekst 1-2
Lees de teksten: gebruik de leesstrategieën;
Lees de vragen goed en kies het goede antwoord;
Vul alle vragen in en vul maar 1 keer in;
Deze toets duurt ongeveer 25-30 minuten.
Slide 2 - Tekstslide
vraag 1
Hieronder staan enkele uitspraken over de afbeelding in de advertentie. Geef bij elke uitspraak (1a, 1b en 1c) aan of deze volgens de advertentie juist of onjuist is.
.
Slide 3 - Tekstslide
1a. De afbeelding bevat nieuwe informatie die belangrijk is om de boodschap van de advertentie te begrijpen.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
1b. De afbeelding geeft een voorbeeld van iemand die vragen heeft bij een bericht.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
1c. De afbeelding is bedoeld om te laten zien dat veel mensen niet geïnteresseerd zijn in nieuws.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
2. Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?
A
mensen aansporen om op zoek te gaan naar nepnieuws
B
mensen informeren over het bestaan van nepnieuws
C
mensen overhalen om kritisch naar nieuwsberichten te kijken
D
mensen overtuigen van het belang van nieuwsberichten
Slide 7 - Quizvraag
vraag 3 Je ziet hieronder een aantal tips om nepnieuws te herkennen. Geef per tip (3a - 3e) aan of deze wel of niet in de advertentie wordt genoemd.
Slide 8 - Tekstslide
3a. Check andere bronnen.
A
wel
B
niet
Slide 9 - Quizvraag
3b. Controleer hóe de maker van het bericht iets heeft onderzocht.
A
wel
B
niet
Slide 10 - Quizvraag
3c. Lees méér dan alleen de kop en de inleiding.
A
wel
B
niet
Slide 11 - Quizvraag
3d. Let op de oorspronkelijke bron van een bericht.
A
wel
B
niet
Slide 12 - Quizvraag
3e. Vraag je af welk belang de maker van een bericht heeft bij het nieuws.
A
wel
B
niet
Slide 13 - Quizvraag
Tekst 2
Slide 14 - Tekstslide
vraag 4 In alinea 2 staat “En weer was het raak.” Wat wordt hiermee bedoeld?
A
dat Rishi weer een baan had die niet bij zijn studie past
B
dat Rishi weer een nieuwe baan had
C
dat Rishi weer genoeg had van zijn bijbaan
D
dat Rishi weer moest overwerken
Slide 15 - Quizvraag
vraag 8 In alinea 2 wordt beschreven waarom Rishi kieskeurig is. In welke andere alinea of alinea’s wordt uitgelegd waarom jongeren kieskeuriger zijn?
Geef bij elke alinea aan of dit er wel of niet wordt uitgelegd.
Slide 16 - Tekstslide
alinea 3 (lees vraag 8)
A
wel
B
niet
Slide 17 - Quizvraag
alinea 4 (lees vraag 8)
A
wel
B
niet
Slide 18 - Quizvraag
alinea 5 (lees vraag 8)
A
wel
B
niet
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
vraag 5 Welk tussenkopje past het best boven alinea 4?
A
Belangrijke factoren
B
Diverse werkgevers
C
Minimumloon in horeca
D
Rol vakbond
Slide 22 - Quizvraag
vraag 6 In alinea 4 staat “En dan moet de inhoud er ook nog toe doen.” Wat wordt hiermee bedoeld?
A
De werkzaamheden die je moet uitvoeren, moeten leuk zijn.
B
De werkzaamheden die je moet uitvoeren, moeten passen bij je
opleiding.
C
Een baan moet een hoog salaris hebben.
D
Een baan moet je voldoende zekerheid bieden.
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
vraag 7
Waarom zien jongeren een bijbaantje in horeca of winkel niet meer zitten? Geef bij elke reden (7a-7b) aan of deze volgens de tekst waar of niet waar is.
Slide 25 - Tekstslide
7a Jongeren hebben de banen voor het uitkiezen.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quizvraag
7b Jongeren vinden het salaris in de horeca te laag.
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
7c Jongeren vinden het vervelend dat ze geen vast rooster hebben.
A
waar
B
niet waar
Slide 28 - Quizvraag
7d Jongeren willen niet in de avonduren werken.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
In alinea 2 wordt beschreven waarom Rishi kieskeurig is.
In welke andere alinea of alinea’s wordt uitgelegd waarom jongeren
kieskeuriger zijn?
Geef bij elke alinea aan of dit er wel of niet wordt uitgelegd.
Slide 30 - Tekstslide
vraag 9 Geef bij elke uitspraak (9a-9c) aan of deze waar of niet waar is volgens de tekst.
Slide 31 - Tekstslide
9a Een bedrijf moet zijn best doen om meer te bieden dan andere bedrijven.
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quizvraag
9b Het aantal jonge mensen dat vaak van baan wisselt, neemt toe.
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quizvraag
9c Werkgevers zouden meer eisen moeten stellen aan hun personeel.