Duits les 3 de vraagwoorden 1D

Willkommen!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm für Heute
- Start
- Luisteropdracht
- Herhaling 
- De vraagwoorden
-Opdracht LessonUp
-Opdracht boek

Slide 2 - Tekstslide

Am Ende der Stunde:
  • Heb ik luistervaardigheid geoefend 
  • Ken ik de vraagwoorden in het Duits.
  • Weet ik de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits.
  • Ken ik het rijtje van het werkwoord sein. 

Slide 3 - Tekstslide

Hören

Je krijgt een filmpje 2x te zien. 
Probeer zoveel mogelijk details te noteren.
Straks krijg je een aantal vragen over de inhoud. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Waarom zouden Dinosauriërs in deze tijd moeilijk kunnen leven?

Slide 6 - Woordweb

Weißt du noch?

Slide 7 - Tekstslide

Schreibe auf Deutsch die Farben

Slide 8 - Woordweb

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 9 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 10 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 11 - Sleepvraag

Wie
Wat
Wanneer
Hoe
Waar
Waarvandaan
wer
wo
wie
was
wann
woher

Slide 12 - Sleepvraag

Welke vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

hoe = wie

wanneer= wann

Waarvandaan= woher

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent ''was''?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
wat

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent het Duitse woordje "wie"?
A
waar
B
wie
C
wanneer
D
hoe

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent wer?
A
wie
B
hoe
C
wat
D
waar

Slide 16 - Quizvraag

________ kommst du morgen? Um halb 10
A
wer
B
wie
C
wann
D
woher

Slide 17 - Quizvraag

_______ heißt du?
A
was
B
wie
C
wo
D
wann

Slide 18 - Quizvraag

______ kommst du? Freitag
A
wer
B
wie
C
was
D
wann

Slide 19 - Quizvraag

Hausaufgaben 

Leren voor de toets
de naam t/m twintig N-D (blz 26)
die Leute t/m spielen D-N (blz 26)
Grammatik N-D (blz 27) 
De kleuren N-D

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide