1.2 Energie BB

H1.2 Energie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1.2 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je NIET nodig voor verbranding?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Ontbrandingstemperatuur
D
Brandstof

Slide 3 - Quizvraag

Welke vormen van energie komt er bij verbranding vrij?
A
CO2, licht & warmte
B
H₂O, CO₂ & energie
C
licht, warmte & beweging
D
licht, CO₂ & beweging

Slide 4 - Quizvraag

Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur

Slide 5 - Quizvraag

De indicator voor koolstofdioxide

Slide 6 - Open vraag

wat is géén brandstof?
A
warmte
B
voedsel
C
steenkool
D
kaarsvet

Slide 7 - Quizvraag

Bij een brandende kaars zijn water en koolstofdioxide de ___________

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn verbrandingsproducten?


A
stoffen die nodig zijn voor een verbranding
B
stoffen die ontstaan bij verbranding
C
stoffen die worden gebruikt bij een verbranding

Slide 9 - Quizvraag

Verbranding in je lichaam
Leerdoel 3:
Je kunt het verband benoemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

Slide 10 - Tekstslide

Verbranding in je lichaam
Ook in je lichaam vindt verbranding plaats. Maar er is (gelukkig) geen vuur. Maar hierdoor voelt je lichaam warm aan en heb je energie om te bewegen.

Ook heeft je lichaam zuurstof nodig, dit krijg je binnen door ademhalen. 

Slide 11 - Tekstslide

Verbranding in je lichaam
Als er verbranding is dan heb je dus brandstof en zuurstof nodig. Glucose is een belangrijke brandstof voor je lichaam. Glucose is een koolhydraat dat je met je eten binnen krijgt.
Zuurstof krijg je binnen door te ademen, dus door je longen.
In alle cellen vindt altijd verbranding plaats, dag en nacht. Zonder verbranding gaat een cel dood.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Reactieschema

glucose + zuurstof                 koolstofdioxide + water + energie
(brandstof)                                 (verbrandingsproducten)

Slide 14 - Tekstslide

Veel energie
Als je sport heb je veel energie nodig. Die energie komt uit verbranding in de spiercellen. Dus er is ook veel brandstof en zuurstof nodig.  
Wat gebeurt er allemaal in je lichaam als je sport?

Je gaat sneller ademhalen

1
Je hart klopt sneller

2
Er ontstaat veel koolstofdioxide in de cellen

3
Er komt veel warmte vrij. 
4

Slide 15 - Tekstslide

Weinig energie
Als je rust heb je weinig energie nodig. 
 Dus er is ook weinig brandstof en zuurstof nodig.  
Wat gebeurt er allemaal in je lichaam als je rust?

Je gaat rustiger ademhalen

1
Je hart klopt rustig

2
Er ontstaat weinig koolstofdioxide in de cellen

3

Slide 16 - Tekstslide





In je lichaam vindt verbranding plaats.
  – Glucose is een belangrijke brandstof.
  – Bij verbranding komt energie vrij. Bijv. beweging en warmte.
Verbranding vindt plaats in elke cel.  
  -Verbranding vindt altijd plaats, dag en nacht.




• Bij meer lichamelijke inspanning is meer energie nodig.
  – Er vindt meer verbranding plaats.
  – Daarvoor is meer brandstof en meer zuurstof nodig.
  – Er ontstaat meer koolstofdioxide.
• Bij meer lichamelijke inspanning:
  – gaat de ademhaling sneller
  – klopt het hart sneller
  – komt meer warmte vrij
Samenvatting: 


Leerdoel 3: Je kunt het verband benoemen tussen verbranding in je lichaam en lichamelijke inspanning.

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk!
Wat? 1.2 Energie - opdrachten 1 t/m 5
Opdracht 3 niet 

Waar? Boek A 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide