Herhalen weer H2p 2,3,4,7 en 8

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat meet je als je "het weer" wilt bepalen?
A
Warmte en de kou
B
Warmte, regen en wind
C
Hoeveel graden het is over lange tijd
D
Warmte en de temperatuur

Slide 1 - Quizvraag

Weer en klimaat

Slide 2 - Tekstslide

Hoge breedte is dicht bij de evenaar.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quizvraag

Hoe lager de breedte hoe warmer.
A
goed
B
fout

Slide 4 - Quizvraag

Loodrechte zonnestralen hoeven een kleiner gebied te verwarmen dan schuine zonnestralen.
A
goed
B
fout

Slide 5 - Quizvraag

Op 1000 m hoogte is het 10 graden Celsius. Hoe warm is het op 2000 m hoogte?
A
20 graden Celsius
B
0 graden Celsius
C
16 graden Celsius
D
4 graden Celsius

Slide 6 - Quizvraag

Omdat de aarde draait, is steeds maar de helft verlicht. Welk halfrond wordt het meest verlicht? Er volgt zo een vraag over.
timer
0:30

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer is in Nederland de zonnestand het laagst?
A
Lente
B
Zomer
C
Herfst
D
Winter

Slide 8 - Quizvraag

Het noordelijk halfrond is het meest verlicht.
Welk seizoen past hierbij?
A
Zomer
B
winter

Slide 9 - Quizvraag

aan welke zijde is het droger?
A
noordzijde
B
zuidzijde
C
lijzijde
D
loefzijde

Slide 10 - Quizvraag

Welk soort regen zie je op het plaatje? Stijgingsregen, stuwingsregen of frontale regen?

Slide 11 - Open vraag

Welk soort regen zie je op het plaatje? Stijgingsregen, stuwingsregen of frontale regen?

Slide 12 - Open vraag

Welk soort regen zie je op het plaatje? Stijgingsregen, stuwingsregen of frontale regen?

Slide 13 - Open vraag

Wat is een kenmerk van een landklimaat?
A
Koele zomers
B
In de winter tussen -3°C en +18°C
C
In de winter kouder dan -3°C
D
Altijd kouder dan 10°C

Slide 14 - Quizvraag

Welk klimaat hoort bij EF?
A
Koud klimaat met het hele jaar neerslag
B
Altijd sneeuw
C
Toendra
D
Hooggebergte

Slide 15 - Quizvraag


A
As
B
Af
C
BW
D
BS

Slide 16 - Quizvraag


A
Cs
B
Cf
C
Dw
D
Df

Slide 17 - Quizvraag


A
Cs
B
Cw
C
Df
D
Dw

Slide 18 - Quizvraag

Welke hoofdgroep als de zomer niet erg heet is en de winter niet erg koud?
A
Tropische klimaten (A)
B
Droge klimaten (B)
C
Zeeklimaten (C)
D
Landklimaten (D)

Slide 19 - Quizvraag

Welke hoofdgroep als de temperatuur het hele jaar boven 18 is?
A
Tropische klimaten (A)
B
Zeeklimaten (C)
C
Landklimaten (D)
D
Koude klimaten (E)

Slide 20 - Quizvraag

In het tropisch regenwoud is er veel:
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale regen

Slide 21 - Quizvraag

In Nederland hebben wij meestal een:
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind

Slide 22 - Quizvraag

A-klimaat
B-klimaat
C-klimaat
D-klimaat
E-klimaat
droog klimaat
land klimaat
gematigd klimaat
tropisch klimaat
pool klimaat

Slide 23 - Sleepvraag

Noteer de letters volgens het Köppensysteem: Tropisch klimaat waar het hele jaar neerslag valt

Slide 24 - Open vraag

De temperatuur is enkele maanden per jaar boven 0, maar niet meer dan 10 graden. Er groeit mos.

Slide 25 - Open vraag

Koele zomer, zachte winter (gemiddeld niet kouder dan -3), het hele jaar valt neerslag

Slide 26 - Open vraag

In de winter is het gemiddeld -8 graden. In de zomer is het gemiddeld 20 graden. In de winter valt geen neerslag

Slide 27 - Open vraag

Er valt minder dan 200 mm neerslag per jaar. De dag- en nachttemperatuur verschilt enorm

Slide 28 - Open vraag

Lagedrukgebied
Hogedrukgebied
Slecht weer
Mooi weer
Droog
Zonnig
Bewolkt
Neerslag
Weinig luchtdeeltjes
Veel luchtdeeltjes
Lucht stijgt
Lucht daalt

Slide 29 - Sleepvraag

Plaats de juiste omschrijving op de juiste plek
Zonnig
Weinig wind
Veel wind
Bewolkt / neerslag

Slide 30 - Sleepvraag

Geef aan welke richting de wind heeft in de gebieden
Met de klok mee
Met de klok mee
Tegen de klok in
Tegen de klok in

Slide 31 - Sleepvraag

Welke neerslag komt het meest voor rond de Evenaar?
A
Stijgingsregens
B
Stuwingsregens
C
Frontale regens

Slide 32 - Quizvraag

In Marokko is de westkant van het Atlasgebergte flink begroeid. De oostkant is droog; hier begint de Sahara. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Aan de westkant vallen stuwingsregens
B
De westkant is de lijzijde, de oostkant de loefzijde
C
De westkant is de loefzijde, de oostkant de lijzijde
D
De wind waait meestal uit het oosten

Slide 33 - Quizvraag

Koufront
Warmtefront

Slide 34 - Sleepvraag