3e Week 8, les 1 (VWO) goed

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bonjour et 
bienvenue!




Semaine 8, cours 1

Slide 2 - Tekstslide

Départ
  1. Devoirs: Parler du weekend + top 4 paris
  2. Après ce cours tu sais: 
  • le P.C. +  parler de ton week-end dernier
  • le Futur + Parler de visiter Paris

AUJOURD'HUI:
  1. Petit quiz sur Paris 
  2. Je propose un week-end à Paris
  3.  Le futur
  4. Projet ou présentations

Slide 3 - Tekstslide

6

Slide 4 - Video

00:06
1. Welke vraag stellen ze aan de mensen in het filmpje?

Slide 5 - Open vraag

00:45
2. Wat betekent "bouffer"?
A
wandelen
B
ontmoeten
C
eten
D
bellen

Slide 6 - Quizvraag

01:09
3. Wat vindt ze leuk aan de Sacré Coeur en Place de Montmartre?
A
de restaurantjes
B
de sfeer
C
de winkeltjes
D
de parkjes

Slide 7 - Quizvraag

01:36
4. Welk monument wordt door deze dames als favoriete plek genoemd?
A
Le Louvre
B
Le Pont Neuf
C
le Pont Alexandre III
D
La tour Eiffel

Slide 8 - Quizvraag

01:55
5. Wat kun je niet rondom de Bastille?
A
uitgaan
B
naar de opera
C
naar restaurants
D
naar een museum

Slide 9 - Quizvraag

02:01
In welk arrondissement ligt Buttes-Chaumonts

Slide 10 - Woordweb

Welke plek uit Parijs heb je gemist?

Slide 11 - Woordweb

2.Un week-end à Paris
Imaginez vous que Corona n’existe pas et que vous allez à Paris pour un week-end. Qu’est-ce que vous aimeriez faire ? Préparez une présentation, avec images, d'environs 3 minutes, en binôme (tweetal). 
- Partie 1: présenter votre top 3-5 et racontez et expliquez votre choix.


Slide 12 - Tekstslide

2.Un week-end à Paris:

Idées à utiliser :
• Quels lieux sont dans votre top 3-5?
• Qu'est-ce que c'est?
• C'est où?
• Pourquoi  vous les avez choisis?
• Pouquoi devons-nous le visiter?



Slide 13 - Tekstslide

2.Un week-end à Paris:

Idées à utiliser :
• Utiliser le Futur
• Décrivez tous les jours (le vendredi, samedi, dimanche)
• Décrivez differents moment du jour (le matin, l'après-midi, le soir)
• Décrivez comment vous y allez (on prends le métro Nr. 5 direction Panthéon)


Slide 14 - Tekstslide

1. Mon week-end dernier
  • Haal de fouten eruit. Let op:
  • Grammatica (p.c.) (imparfait)
  • Woordenschat
  • Accenten
  • Spelling en interpunctie.

Slide 15 - Tekstslide

3. Le futur simple

Hoe maak je de futur simple?

Hele werkwoord (-e) +  (uitgang avoir)


Je visiterai

Tu marcheras

Il/elle/on mangera

Nous acheterons 

Vous perdrez (!!)

Ils/Elles dormiront




Slide 16 - Tekstslide

3. Le futur simple


Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.


De uitgangen van de futur zijn wel altijd hetzelfde!



être =           je serai

avoir =         tu auras

faire =          il fera

aller =          nous irons

pouvoir =    vous pourrez

voir =            ils verront



Slide 17 - Tekstslide

Wat is de hoofdregel van de Futur simple? Infinitief (-e) + ...
A
ais, ais, ait, ions, iez, aient
B
a, as, at, ons, ez, ent
C
ai, as, a, ons, ez, ont
D
de vous-vorm + ai, as, a, ons, ez, ont

Slide 18 - Quizvraag

Zet futur simple
Je (aimer) visiter la Tour Eiffel

Slide 19 - Open vraag

Zet het werkwoord in de Futur simple:
On (prendre) le métro

Slide 20 - Open vraag

Zet het werkwoord in de Futur simple:
Nous (aller) à Paris

Slide 21 - Open vraag

Zet het werkwoord in de Futur simple:
Nous (manger) dans un restaurant

Slide 22 - Open vraag

3. Le futur simple

Hoe maak je de futur simple?

Hele werkwoord (-e) +  (uitgang avoir)


Je visiterai

Tu marcheras

Il/elle/on mangera

Nous acheterons 

Vous perdrez (!!)

Ils/Elles dormiront




Slide 23 - Tekstslide

Le futur simple


Bij sommige werkwoorden is de stam van de futur onregelmatig.


De uitgangen van de futur zijn wel altijd hetzelfde!


être = je serai

avoir = tu auras

faire = il fera

aller = nous irons

pouvoir =  vous pourrez

voir = ils verront



Slide 24 - Tekstslide

Om de Futur simple te maken moet je dus
A
stam (-e) + ais, ais, ait, ions, iez, aient
B
infinitief (-e) + ai, as, a, ons, ez, ont
C
nous-vorm présent + a, as, at, ons, ez, ent
D
de vous-vorm + ai, as, a, ons, ez, ont

Slide 25 - Quizvraag

Ik zal spreken
Hij zal eten
On partira
Jullie zullen uitgaan
Zij zullen vinden
Je parlerai
Il mangera
Wij zullen vertrekken
Vous sortirez
Ils trouveront

Slide 26 - Sleepvraag

Futur simple
Vouloir: nous

Slide 27 - Open vraag

futur simple
perdre: je

Slide 28 - Open vraag

on (dormir - futur simple)

Slide 29 - Open vraag

Gebruik de futur simple
nous [marcher]

Slide 30 - Open vraag

Au travail (devoirs)
1. Werkblad 'je parle de paris'
(in tweetal) + presentatie voorbereiden

2. Présentation 'mon week-end dernier'





timer
10:00

Slide 31 - Tekstslide

Wie wil (misschien) Frans kiezen? Of denkt erover na?
Oui
Peut-être(misschien)
Non
Je ne sais pas

Slide 32 - Poll

Waarom Frans?
Madame Rauwers explique pourquoi

Slide 33 - Tekstslide

Exit ticket: Écris deux choses (dingen) que tu as appris ce cours

Slide 34 - Open vraag

Exit ticket: Qu'est-ce que tu dois faire pour le prochain cours?

Slide 35 - Open vraag

Fin du cours!
PAS DE TESTE POUR FRANÇAIS PENDANT TEA 3

Slide 36 - Tekstslide