les Thema 7, Slot

• NT2
• ISK

Welkom bij de Nederlandse les! 

programma 21 maart 2025

9.00 - 9.10   welkom en praktische zaken

​9.10 – 10.30

* herhalen lichaamsdelen en organen

* rollenspel huisarts

10.30 - 10.45   Pauze

​​10.45 - 11.30   Doe de Taak LINK 

11.30 - 11.55   Voorbereiden uitje Wereldmuseum

11.55 - 12.00   Evaluatie en huiswerk

​

afspraken

We zetten onze telefoon op stil tijdens de les.​

We komen op tijd naar de les.​

We praten altijd Nederlands in de les.​

We nemen oortjes mee naar de les.​

We luisteren goed naar elkaar.​

We doen actief mee met de oefeningen.​

We hebben respect voor elkaar.​

We bespreken persoonlijke dingen met de docent in de pauze of na de les.​

 We laten via de appgroep weten als we ziek zijn.

leerdoelen

• Ik kan  lichaamsdelen en organen benoemen.
• Ik kan een gesprek voeren met de huisarts.

www.bing.com

Je kunt in Nederland zelf je huisarts kiezen

1. Waar
2. Niet waar

Je moet je eerst aanmelden bij de assistente als je een huisarts zoekt.

1. Waar
2. Niet waar

Je kunt in Nederland zelf beslissen dat je naar een specialist gaat.

1. Waar
2. Niet waar

Met een verwijsbrief ga je naar de apotheek.

1. Waar
2. Niet waar

Als je een korte vraag hebt, kun je de huisarts meestal op een vaste tijd bellen.

1. Waar
2. Niet waar

Als je echt niet naar de huisarts kunt, komt hij soms bij je thuis.

1. Waar
2. Niet waar

Ga je naar de huisarts?

Je kind van vier jaar is verkouden.
Het kind heeft geen koorts.

Ja

Nee

Je hebt veel stress.

Ja

Nee

Je slaapt niet goed.

Ja

Nee

Je kind eet weinig.
Het kind is te mager.

Ja

Nee

Je bent te dik.

Ja

Nee

Je hebt ruzie met je man of vrouw.

Ja

Nee

Filmpje

Beantwoord de vragen

00:49

Waarom belt hij de huisarts?

1. Hij wil medicijnen bestellen.
2. Hij wil een afspraak maken,

00:55

Wat is zijn geboortedatum?

1. 15 juni 1990
2. 14 juni 1992
3. 15 juni 1993
4. 14 juni 1991

01:00

Waar heeft hij last van?

1. Jeuk
2. Pijn
3. Botbreuk
4. Vermoeidheid

01:04

Waar heeft hij jeuk?

1. Op zijn hele rug
2. Op zijn bovenlichaam
3. Op zijn hele lichaam
4. Op zijn benen. Hij kan niet meer staan.

01:12

Waarom kan hij niet om 11:00 uur?

1. Hij moet dan naar school
2. Hij moet dan naar werk

01:37

Hoe laat is de afspraak?
(schrijf de hele zin op, met 'om')

Hoe vaak en hoe neem je deze medicijnen?

Hoe vaak neem jij de medicijnen?

1. 25 keer 3 druppels
2. 3 maal daags een druppel
3. dagelijks 25 druppels
4. 3 keer per dag 25 druppels

Hoe neem je de druppels in?

1. Voor het slapen
2. Met een beetje water
3. Voor het eten
4. Met andere medicijnen

Beterschap

wat betekent dat? 

Schrijf deze kaart voor iemand die ziek is.

huisarts

✅ Goedemorgen, wat kan ik voor u doen?

✅ Waar heeft u last van?

✅ Waar heeft u pijn?

✅ Sinds wanneer heeft u klachten?

✅ Heeft u nog andere klachten?

✅ Ik ga even kijken. Doet dit pijn?

✅ Ik ga even kijken.

✅ Ik heb pijn aan mijn knie.

✅ Sinds drie dagen doet mijn rug pijn.

✅ Mijn arm doet pijn als ik hem beweeg.

✅ Ik ben gevallen en nu is mijn enkel dik.

De huisarts geeft advies, bijvoorbeeld:

✅ U moet rust nemen en niet te veel bewegen.

✅ Ik geef u een recept voor pijnstillers.

✅ U moet naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto.

✅ Smeer hier een zalf op en kom volgende week terug.

de Patiënt

✅ Ik heb pijn aan mijn knie.

✅ Sinds drie dagen doet mijn rug pijn.

✅ Mijn arm doet pijn als ik hem beweeg.

✅ Ik ben gevallen en nu is mijn enkel dik.

advies

✅ U moet rust nemen en niet te veel bewegen.

✅ Ik geef u een recept voor pijnstillers.

✅ U moet naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto.

✅ Smeer hier een zalf op en kom volgende week terug.

Opdracht: Neem een voorwerp mee naar de les.

Volgende week vrijdag neem je één speciaal voorwerp van thuis mee. Kies iets uit je eigen cultuur of land van herkomst.

✅ Het moet bijzonder voor je zijn en je moet er een kort verhaal over kunnen vertellen.

✅ Het mag niet te groot of te zwaar zijn (maximaal A4-formaat).

✅ Neem maar één voorwerp mee.

Leerdoelen Thema 7

Ik kan iets vragen bij de drogist.

1. ja
2. een beetje
3. nee

Ik kan informatie over medicijnen begrijpen.

1. ja
2. een beetje
3. nee

Ik kan lichaamsdelen en organen benoemen.

1. ja
2. een beetje
3. nee

Ik kan een afspraak bij de huisarts maken.

1. ja
2. een beetje
3. nee

Ik kan een gesprek voeren met de huisarts.

1. ja
2. een beetje
3. nee

Ik wil nog oefenen met: