ENGELS 6.3 Using devices

6.3
using
devices
use an
English - English  dictionary
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.3
using
devices
use an
English - English  dictionary

Slide 1 - Tekstslide

Think about these questions.
Why should you use a dictionary? 

How often do you use a paper  dictionary?

How often do you use an online  dictionary? 

What do you think about Google Translate? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
A
verb
B
noun
C
adjective
D
adverb

Slide 6 - Quizvraag

bijvoeglijk naamwoord
A
verb
B
noun
C
adjective
D
adverb

Slide 7 - Quizvraag

werkwoord
A
verb
B
noun
C
adverb
D
adjective

Slide 8 - Quizvraag

voltooid tegenwoordige tijd
A
simple present tense
B
simple past tense
C
present perfect tense
D
future tense

Slide 9 - Quizvraag

exercises
Do the vocabulay exercises on Wikiwijs first 
(link on the next slide) 
before you do the exercises on the book. 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link