trede 15 schrijfvaardigheid

welkom bij de les
mike
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

welkom bij de les
mike

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen

-
hoe schrijf je een zakelijke email?
hoe schrijf en gebruik je leestekens?
hoe houd je rekening met je publiek ?
hoe schrijf je een inleiding, kern en een slot?

Slide 2 - Tekstslide

zakelijke email
1. je volledige naam, adres en postcode 
2. Je volledige naam, adres en postcode van de persoon waar de brief naartoe gaat.
3. plaats de datum op de brief wanneer hij geschreven is.
4. je schrijft in de brief waar het overgaat.
5, je groet met beste of geachte.
6. je verteld het onderwerp en waar je het over gaat hebben.
7. je beschrijft hier je klacht, mededeling of vraag, bij elk deelonderwerp een nieuwe regel.
8.je schrijft een korte samenvatting van de tekst van wat je van de lezer wil bedanken of oproepen.
9.je schrijft hier de groet zoals Met vriendelijke groet, 
10. je laat 1 regel over en schrijft nu je naam + achternaam

Slide 3 - Tekstslide

voorbeelden van leestekens in een tekst
Ik ga morgen naar school.
wat ga jij morgen doen?
let op!
´jullie hebben morgen een toets´ zegt docent
ik ben naar de ah geweest, maar ook naar de dirk.

Slide 4 - Tekstslide

inleiding, middenstuk, slot en deelonderwerpen.
de inleiding, de inleiding is eigenlijk de introductie van de tekst met waarom je de brief schrijft.
-middenstuk, hier staan de belangrijkste dingen die de schrijver wilt vertellen over het onderwerp.

slot: het slot is de afsluiting van de brief, hierin wordt kort samengevat wat er allemaal verteld is in de brief. In het slot is vaak te zien met welk doel de schrijver de tekst heeft geschreven. Welke tekstdoelen er allemaal zijn

Slide 5 - Tekstslide

leestekens.

de meest gebruikte leestekens, ?,.!' ": ; je kunt deze bijvoorbeeld gebruiken als je een verslag gaat schrijven.
.(punt) je gebruikt de punt aan het einde van je zin.
? gebruik je als je een vraag aan iemand stelt
! je gebruikt het bij een zin met een oproep.
,  gebruik je als je 2 zinnen wilt samen voegen.
" gebruik je als iemand iets roept. 

Slide 6 - Tekstslide

rekening houden met je publiek.

Onderwerp, als het onderwerp over examentips gaat dan is het meer gericht voor examenleerlingen bijvoorbeeld. 

-Inhoud, de schrijver wil graag het publiek dingen laten weten wat ze nieuwsgierig maakt of wat ze juist moeten weten en basis dingen, zoals gebeurtenissen, hoofdzaken en meningen etc.

-Taalgebruik, de schrijver praat bijvoorbeeld met straattaal, vaak oudere mensen weten niet wat die betekent.


Slide 7 - Tekstslide

voorbeeldzinnen.
inleiding. in deze email leg ik uit wat je kunt verwachten van de tweede wereld oorlog.
eerst leg ik uit wat je moet doen als het gebeurd en daarna leg ik de gevolgen uit.



Slide 8 - Tekstslide

Mening, standpunt en argumenten verwoorden
-In je mening beschrijf je wat je van iets vind en hoe je over iets denkt. Als je jouw mening schrijft moet  je echt voor jezelf spreken. je kan niet zeggen dat ''iedereen gym niet leuk vindt"

-In je standpunt beschrijf je jouw mening, maar met argumenten en je legt uit hoe je naar iets kijkt. 

-Argumenten is wat je standpunt onderbouwt. In je argument leg je uit waarom iets in bijvoorbeeld een stelling jouw mening is en hoe je er naar kijkt. Gebruik verschillende signaalwoorden om je argument mooi te verwoorden en je woordgebruik af te wisselen om het aantrekkelijker te maken. 

Slide 9 - Tekstslide

wat is de slot groet van een zakelijk email?
A
met vriendelijke groet
B
hartelijke groet
C
groetjes
D
groet

Slide 10 - Quizvraag

Mening, standpunt en argument verwoorden
mening, Ik vindt engels saai.
standpunt, ik vindt het saai omdat het makkelijk is. 
argument, het is saai omdat het makkelijk is en ik geen uitdaging meer heb.

Slide 11 - Tekstslide

praat je informeel of formeel in een zakelijke email.
A
informeel
B
groftaalgebruik
C
formeel
D
normaal

Slide 12 - Quizvraag

wanneer gebruik je een vraagteken?
A
als je iemand roept
B
alles klopt
C
je zegt iets tegen iemand

Slide 13 - Quizvraag

naar wie schrijf je bijvoorbeeld een zakelijke brief of email.
A
klachtenbrief
B
facturen
C
sollicitatiebrief

Slide 14 - Quizvraag

waar begin je een zakelijke brief mee?
A
Volledige naam
B
voornaam
C
het adres

Slide 15 - Quizvraag

wanneer gebruik je een punt.
A
aan het begin van de zin
B
ander antwoord
C
aan het einde van de zin.

Slide 16 - Quizvraag

wanneer moet je formeel zijn
A
tegen oudere mensen
B
C
in een zakelijke brief
D
tegen jongere mensen

Slide 17 - Quizvraag