2HVa les 2

Welkom 2HVa
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2HVa
Leg al je spullen vast op tafel.
Ga lekker zitten en luister goed, duik in de wereld van ons verhaal...

Tot over 10 min ;-)
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sanne had te veel dropjes gegeten. Daardoor at ze 's avonds met lange....

Wat moet er op de puntjes staan?
A
tanden
B
vingers
C
tong
D
wangen

Slide 2 - Quizvraag

de uitdrukking is 'met lange tanden eten'. Dat betekent 'met tegenzin eten', bijvoorbeeld omdat je eigenlijk helemaal geen honger hebt.
Verdeel in zinsdelen en benoem die:

Sanne had te veel dropjes gegeten

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

planning van vandaag
  • lezen
  • Grammatica Redekundig ontleden: terugblik ww gez
  • nieuw: naamwoordelijk gezegde
  • aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel
  • je hebt een overzicht van de de planning t/m meivakantie
  • je hebt inzicht in je eigen kennis/vaardigheid van redekundig ontleden tot op dit moment


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleden zindelen

het werkwoordlijk gezegde, doe met me mee.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoord!
  • drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
  • kun je vervoegen (ww spelling)
  • het hele werkwoord heet: infinitief

Het werkwoord in de zin, is belangrijk om het gezegde juist te kunnen benoemen. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Wij hebben hem nooit meer gezien.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Daan zit de hele middag te appen.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het ww gez in de volgende zin:
Ellen is de hele avond aan het bellen.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn hulpwerkwoorden en hoofdwerkwoorden. Wat doen zij in de zin?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee soorten ('smaken') hoofdwerkwoorden zijn er en wat is het verschil?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Koppelwerkwoorden
zijn
worden
blijven
blijken
lijken
schijnen
heten
dunken 
voorkomen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een trucje: zwabbels (hoe dan  verder?)

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

(heten, dunken, voorkomen)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het naamwoordelijk gezegde
Hoe zou jij dat uitleggen aan een brugklasser?

Het woord is aan....

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een naamwoordelijk gezegde (ng) bestaat altijd uit:
een werkwoordelijk deel
+
een naamwoordelijk deel.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
Het werkwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde is:

A
altijd een kww
B
nooit een zww
C
altijd een hww + kww of zww
D
nooit een kww

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een naamwoordelijk gezegde (ng)...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het ng in de volgende zin:
De president blijft geduldig.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het ng in de volgende zin:
Charlie Bronson was een bekende filmster.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het gezegde in de volgende zin:

Charlie Bronson was een half jaar in Europa.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Mijn ouders zijn in Parijs geweest.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Benoem het gezegde in de volgende zin:
Willem heeft een souvenir gekocht.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag
  • Wat weet jij over stap 5: het lijdend voorwerp? Zorg dat je het kunt uitleggen aan een brugklasser.
  • Ben je nog niet helemaal zeker van het gezegde? Maak opdrachten in je werkboekje.
  • Heb je vragen? Noteer die en stel ze de volgende les.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt, tot de volgende les!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies