Con Gusto 2 nuevo, 2a semana, 1a clase

Programa
Con Gusto 2 nuevo, 2a semana 1a clase
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programa
Con Gusto 2 nuevo, 2a semana 1a clase

Slide 1 - Tekstslide

Programa:
Repaso:
-hace/desdehace/desde
- indefinido regular e    
   irregular
Programa nuevo:
- ¿Qué o Cuál(es)?
-pronombres indefinidos

Slide 2 - Tekstslide

hace, desde y desde hace
Hace 15 años empecé a trabajar aquí
15 jaar geleden begon ik hier te werken

Trabajo aquí desde el año 2005
Ik werk hier sinds /vanaf 2005

Trabajo aquí desde hace 15 años
Ik werk hier sinds/al 15 jaar
Hace, desde y desde hace : tijdsbepalingen p. 14 TB

      Hace 15 años empecé a trabajar aquí
      15 jaar geleden begon ik hier te werken

      Trabajo aquí desde el año 2005
      Ik werk hier sinds/ vanaf het jaar 2005

       Trabajo aquí desde hace 15 años
       Ik werk hier sinds/ al 15 jaar



Slide 3 - Tekstslide

Empecé a estudiar español HACE 2 semanas
Ik begon twee weken geleden met Spaans leren.
                Werkwoord in de verleden tijd HACE + de periode

Estudio español DESDE 2010 / enero / el verano pasado / la semana pasada
Ik leer Spaans sinds/vanaf 2010 / januari / afgelopen zomer / vorige week
                  DESDE + een vaststaand tijdstip

Estudio español DESDE HACE un mes / 5 semanas / 2 años / mucho tiempo
Ik leer sinds/ al een maand, 5 weken, 2 jaar, lange tijd Spaans
                   DESDE HACE + een periode van bepaalde lengte/duur


Ejemplos

Slide 4 - Tekstslide

maak op de website op de volgende slide de 3 oefeningen met hace, desde hace en desde
hace =                geleden
desde hace =    al
desde =              vanaf

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Groepen onregelmatige indefinidos :


1. de 1ste persoon van ww. op -car/ -gar en -zar

Slide 7 - Tekstslide

2.  ww op -ir  met in de Presente een klinkerwisseling krijgen  in de Indefinido een - i -  of -u- in de 3e pers. enkelvoud en meervoud 
e --> ie     (sentir)   :  sentí, sentiste, sintió, sentimos, sentisteis, sintieron
e --> i       (pedir)     :  pedí, pediste, pidió, pedimos, pedisteis, pidieron
o --> ue  (dormir)   : dormí, dormiste, durmió, dormimos, dormisteis, durmieron



Slide 8 - Tekstslide

Vul het juiste ww in en zet het in de goede vorm vd indefinido
empezar I  ser practicar 2x ir I pagar organizar I buscar
1.  En enero  yo_________a estudiar español.
2. Anoche yo________la cuenta.
3. Antes de ser profesora yo__________enfermera.
4.Mi hermano_____muchos deportes, yo solamente _____un deporte.
5. El año pasado yo ____ las  vacaciones  para mi familia .
6. Yo ________sellos para mi colección.
7.  Nosotros ______a Amsterdam ayer.  
1. empecé
2.pagué
3. fui
4. practicó- practiqué
6. organicé
7. busqué
8. fuimos


Slide 9 - Tekstslide



dominó van onregelmatige indefinido vormen: speel het spel 2 aan 2  

Slide 10 - Tekstslide

gooi de bal en geef degene die hem krijgt een pers.vorm en ww

Slide 11 - Tekstslide

stel vragen en geef antwoord mbv 
deze en de volgende slide

Slide 12 - Tekstslide

¿ Cuándo fue la última vez que......?
la última vez que fui al cine fue hace 5 días...
Hace+ ( un-a, dos, tres ) día-s, semana-s mes-es
La semana, el mes, el año ...+ pasado/a
¡Haz diálogos! m.b.v. document

Slide 13 - Tekstslide

doe de test op de volgende slide
Unidad 2 p. 19 : Te lo compro

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Opdr. 1 p. 19 tb
8
9
1. ¿ Qué compran y cuánto pagan?
2. welke uitdrukkingen hoor je?

Slide 16 - Tekstslide

opdr. 1b p. 19  ¿ Dónde compras tú?

Slide 17 - Tekstslide

tb p.20 Comprando con gusto
Doe het interview in tweetallen

Slide 18 - Tekstslide

Comprando con gusto

¿Cuándo se usa qué y cuándo se usa cuál / cuáles?

  • vertaal opdr. 2b
  • en vul in de kantlijn de  regel in.

Slide 19 - Tekstslide

Het gebruik van ¿qué? en ¿cuál / cuáles?
tb p. 128 11.1.1
QUÉ wordt gebruikt om een keuze te maken tussen verschillende zaken of om een open vraag te stellen: 
- ¿Qué prefieres: ir de compras o nadar?          = qué + ww 
Wat wil je liever: winkelen of zwemmen? 
- ¿Qué productos compras por Internet?           = qué + zelfst,nw 
welke producten koop je via Internet? 
 
QUÉ wordt ook gebruikt om te vragen naar een definitie
- ¿Qué es un teléfono?                                          = qué+ser+definitie 
Wat is een telefoon? Een telefoon is een communicatiemiddel.

Slide 20 - Tekstslide

Het gebruik van ¿qué? en ¿cuál / cuáles? 

CUÁL / CUÁLES  wordt gebruikt om een keuze te maken tussen verschillende soorten van één zaak of categorie
- Tengo muchas camisetas, ¿Cuál te gusta más? = Welke (van de T-shirts) vind je  
   het leukst?

CUÁL / CUÁLES wordt vaak in combinatie met het werkwoord SER (es, son) gebruikt (behalve bij het vragen naar definitie) 
- ¿Cuál es tu canción (liedje) favorita?

OJO:  Na CUÁL / CUÁLES komt NOOIT een zelfstandig naamwoord







maak nu 2 aan 2 opdr. 2c en de opdr. op het document

Slide 21 - Tekstslide

De compras en El Rastro de Madrid  .........
  • Lee:  
     ¿Cuándo y  dónde ?
      ¿Qué se puede comprar allí?
     
  • Subraya (onderstreep)
      los pronombres indefinidos.

  • haz 4b en parejas
opdr. 4a en b p. 21 TB
een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een deel van een groep zonder het nader de bepalen: enkele, geen een, een paar etc.

Slide 22 - Tekstslide

A. De onveranderlijke onbepaalde voornaamwoorden
Algo, nada, todo:   zaken
alguien en nadie:  personen              worden zelfst. gebruikt
cada voor personen EN zaken

Slide 23 - Tekstslide

 Maak opdr: 4 c p. 21: Verbeter de zinnen die fout zijn
en maak vervolgens de opdracht op het document
                             
B. De veranderlijke onbepaalde voornaamwoorden
ja,een paar

Slide 24 - Tekstslide



                                  - U2 opdr. 1 t/m 4 wb
                    
  
                     

       Deberes para mañana

Slide 25 - Tekstslide